Back to top
Menu

Een duinenhandschrift in de bibliotheek van de cisterciënzerabdij Ten Duinen (1130-1796)

Ludo Vandamme

Het handschrift 89/54 van het Grootseminarie wordt algemeen beschouwd als een Duinenhandschrift. Daarmee wordt bedoeld dat dit manuscript oorspronkelijk deel uitmaakte van de bibliotheek van de cisterciënzerabdij Ten Duinen. De oorsprong van deze abdij ligt bij een religieuze gemeenschap die in het begin van de 12de eeuw tot stand kwam in het onherbergzame duinengebied van Vlaanderen, nabij het huidige Koksijde. In 1138 leidde de eerste abt, Fulco, deze gemeenschap binnen in de cisterciënzerorde. Ten Duinen ontwikkelde zich tot veruit de belangrijkste cisterciënzerabdij in Vlaanderen en de Nederlanden.

Twee zware crisismomenten waren beslissend in de verdere geschiedenis van deze instelling. In de tweede helft van de 16de eeuw deelden abdij en gemeenschap in de totale ontreddering veroorzaakt door de Opstand, de bijzonder gewelddadige godsdienstoorlogen. Vanaf 1584 begon toen een moeizaam herstel, aanvankelijk in het nabije buitenhof Ten Bogaerde (Koksijde), vanaf 1627 in Brugge, binnen de beslotenheid en geborgenheid van een grote stad. Deze nieuwe vestiging ging gepaard met een indrukwekkende nieuwbouw die vandaag in gebruik is als het Grootseminarie van het bisdom Brugge (Potterei 72). Bovendien had de Duinenabdij enkele jaren eerder, in 1624, het patrimonium van Ter Doest in Lissewege geïncorporeerd. Ter Doest was eveneens een Vlaamse cisterciënzerabdij, die in 1559 was toegewezen aan de bisschop van het toen nieuw opgerichte bisdom Brugge. In het genoemde jaar 1624 deed de bisschop afstand van dit Ter Doest-patrimonium ten voordele van de Duinenabdij.

De tweede crisisperiode bezegelde definitief het lot van deze prestigieuze abdij. Net zoals zovele andere religieuze instellingen hield Ten Duinen op te bestaan in 1796, als gevolg van de revolutionaire politiek van de Franse republiek die onze gewesten bij Frankrijk annexeerde en de Kerk volledig ontmantelde.

Een Duinenhandschrift

Een aantal (opvallende) kenmerken van dit manuscript maken duidelijk dat het ooit deel uitmaakte van de bibliotheek van Ten Duinen.  paginering_detailAlle bladzijden zijn recent gepagineerd maar wie goed toekijkt bemerkt dat elk dubbelblad in de uiterste linkerbovenhoek gemerkt is met een bijzondere notatie in het rood. Deze notatie loopt op van de letter a tot z, en vervolgens van .a tot .z, en zo verder. Deze wijze van pagineren of foliëren werd in de vroege 13de eeuw op identieke wijze toegepast op een groep handschriften die toen aan de Duinenabdij toebehoorden. Deze zogenaamde Duinenfoliëring was het antwoord van een intellectuele gemeenschap die op actieve wijze met teksten omging. Om ondubbelzinnig naar bepaalde teksten of tekstpassages in een handschrift te kunnen verwijzen, moest elk blad of dubbelblad een notatie hebben. (Indisch)-Arabische cijfers waren nog niet doorgedrongen in ons cultuurgebied en dat verklaart de karakteristieke wijze waarop de Duinheren hiervoor een oplossing hebben gezocht.

Echte bezitsmerken (Liber sancte Marie de Dunis; Liber beate Marie de Dunis) zoals ze vaak voorkomen op de laatste bladen van het boekblok of op de schut- of dekbladen achterin vele Duinenhandschriften, ontbreken hier. Aanvankelijk zal deze codex op het achterplat ook voorzien geweest zijn van een fenestra. Een fenestra is een titelplaatje : een stukje perkament met de verkorte titelgegevens, geplaatst achter een stukje hoorn en vastgemaakt met een metalen (messing) kadertje. De oorspronkelijke band uit de 13de eeuw (met fenestra ?) werd in de 15de eeuw door een nieuwe band vervangen.

Wel vertoont het handschrift een aantal vormelijke kenmerken (liniëringen en prikkingen, schrift en initialen, representanten, katernsignaturen) die gelijklopend zijn met andere manuscripten die omstreeks 1200 in de Duinenabdij een plaats kregen. Wellicht zijn het alle producten van een lokaal scriptorium. De teksten van Hugo de Folieto (één van de auteurs) circuleerden overigens vlot in cisterciënzerscriptoria in de brede regio. Het duidelijkst is de afhankelijkheid tussen de De avibus-exemplaren in Clairmarais (bij Sint-Omaars) en Ten Duinen, twee Vlaamse cisterciënzerabdijen die nauw met elkaar samenwerkten.

De eerstvolgende sporen die verwijzen naar de Duinenabdij dateren uit de 17de eeuw. Het handschrift heeft dan goed de Beeldenstorm van 1566 en de laat 16de-eeuwse verwoestingen over-vogels07overleefd en is begin 17de eeuw aanwezig in de abdijhoeve Ten Bogaerde, waar het abdijleven van de Duinheren opnieuw vorm krijgt. Op het binnenplat staat in eigentijdse hand geschreven: Liber Beate Marie de Dunis 1618. Dit was tijdens het abbatiaat van Adriaan Cancellier (1610-1623), toen in Ten Bogaerde de bibliotheekonderdelen die op verschillende plaatsen de ‘oorlog’ hadden overleefd opnieuw werden samengebracht.  De verdere bezitsmerken verwijzen naar de latere 17de en 18de eeuw, toen de abdij in Brugge was gehuisvest. De teksten van deze codex kregen toen ook een plaats in de handschrifteninventaris die bibliothecaris Carolus de Visch in 1628 opmaakte. Deze inventaris reflecteert de nieuwe situatie, na de incorporatie van de handschriften van de voormalige cisterciënzerabdij Ter Doest. De Visch of een 17de-eeuwse opvolger plaatsten in alle aanwezige manuscripten een kleine stempel in kruisvorm, het zogenaamde Duinenkruisje. Ook in deze codex, op de eerste en laatste folio, zijn deze stempeltjes te zien. Een18de-eeuwse bibliothecaris zorgde tenslotte nog voor een inhoudelijke ontsluiting van het handschrift. Op de witte pagina tegenover het begin van de tekst identificeert hij uitvoerig de auteurs (Hugo de Folieto en Achardus) en identificeert vanuit de toenmalige kennis alle teksten die aanwezig zijn in dit manuscript. Deze notities dateren waarschijnlijk uit de tijd van abt Antoon de Blende (1734-1744), toen groteover-vogels08 inspanningen werden geleverd voor de uitbreiding en valorisatie van de abdijbibliotheek.

De Duinenbibliotheek

Bijna 600 jaar lang maakte het handschrift met de De avibustekst dus deel uit van de bibliotheek van de Duinenabdij. Wat moeten wij ons daar nu bij voorstellen en wat is er vandaag van deze bibliotheek geworden?

Al die jaren kan er eigenlijk niet worden gesproken over dé abdijbibliotheek, over een monolitische boekencollectie. Verschillende boekenverzamelingen werden op verschillende plaatsen bewaard en richtten zich naar een specifieke groep gebruikers. De belangrijkste collectie bevond zich in de grote studiebibliotheek. Die werd in een middeleeuwse abdij op verschillende, opeenvolgende plaatsen ondergebracht. De boeken werden geordend volgens wetenschapsgebied en lagen, in bepaalde periodes, geketend op lessenaars. In de kerk stonden talrijke liturgische boeken, voor de H.-Mis (missalen, gradualen, enz.) en voor het koorgebed (brevieren, antiphonaria, enz.). Zeker vanaf de late middeleeuwen beschikte de abt over een privé-bibliotheek, soms, zoals bij abt Jan Crabbe (1457-1488), met bijzonder luxueuze boeken die aansloten op de nieuwe intellectuele stromingen. Ook het kwartier van de lekenbroeders en de infirmerie beschikten over eigen boekencollecties.

Een cisterciënzerabdij als Ten Duinen beschikte vanaf het prille begin over de nodige boeken, met uiteraard de noodzakelijke liturgische handschriften, bijbelboeken en een corpus met de belangrijkste patristische en verwante geschriften. De avibus van Hugo de Folieto behoort tot deze laatste groep en was reeds kort na 1200 in het bezit van de abdij.  Deze vroege bibliotheek kwam tegemoet aan de nood aan liturgische teksten voor de kerkdiensten en aan het verlangen naar geestelijke verdieping van de abt en de individuele monniken. Het eigen scriptorium kon in de productie van deze boeken voorzien en verder waren er uitwisselingen met het moederhuis Clairvaux en andere religieuze huizen in de regio. Vanaf de 13de eeuw schonken kanunniken en vermogende burgers hun privé-bibliotheek. Op deze manier verrijkte Ten Duinen zich vooral met canoniek en Romeins recht. Parallel noodzaakte de trek van monniken naar de Parijse universiteit en andere Europese studiecentra specifieke schrijfopdrachten en de aankoop van studieboeken. Deze nieuwe stroom van codices zorgde voor een wetenschappelijke verbreding zodat de Duinenbibliotheek zich in de late middeleeuwen ontwikkelde van een monastieke bibliotheek naar een wetenschappelijk studiecentrum waar actuele teksten over theologie, recht, wetenschappen, geneeskunde en filosofie beschikbaar waren. In de 15de eeuw ten slotte vond ook de humanistische literatuur (de klassieken uit de Oudheid en het Italiaanse humanisme) haar weg naar de Duinenbibliotheek.

Het is deze handschriftenschat die moeizaam en zwaar gehavend de troebele 16de eeuw doorkwam en vanaf 1627 opnieuw een comfortabel onderdak vond in de nieuwe abdij in Brugge. De handschriften werden er aangevuld met die uit Ter Doest en zorgvuldig geïnventariseerd door Carolus de Visch. Deze inventaris kreeg vervolgens een plaats in de gedrukte verzamelcatalogus van handschriftencollecties in de Nederlanden, uitgegeven door Antonius Sanderus in 1641. Op deze manier werd de 17de-eeuwse geleerdenwereld uitstekend geïnformeerd over de schat aan middeleeuwse, handgeschreven teksten die in de Brugse Duinenabdij beschikbaar was. Nieuwe codices kwamen er sinds die tijd nog nauwelijks bij. Wel bouwde de Duinenabdij haar bibliotheek verder uit via het gedrukte boek, en dit eigenlijk al vanaf de late 15de eeuw. Dit leverde een bibliotheek op van ca. 12.000 titels op het einde van de 18de eeuw.

Bij de opheffing van de abdij in 1796 werd de handschriftenschat in twee delen opgesplitst die elk een afzonderlijk traject doorliepen. Het Franse revolutionaire bestuur legde de hand op het leeuwendeel van de manuscripten, samen met de gedrukte boeken. Ze bleven ter plaatse, in de geconfisqueerde gebouwen van de Duinenabdij, ook toen deze site de Ecole centrale werd van het pas opgerichte Leiedepartement. Deze Ecole centrale werd toegerust met een bibliotheek, waarin de Duinenhandschriften en een selectie van de gedrukte boeken een plaats kregen. Deze collecties maken vandaag integraal deel uit van de Openbare Bibliotheek Brugge, de verre opvolger van de bibliotheek van de Ecole Centrale. De Openbare Bibliotheek Brugge bezit vandaag ca. 450 Duinenhandschriften. Een honderdtal bijzonder fraai verluchte Duinenhandschriften met ondermeer dit De avibushandschrift doorliepen een ander traject. Wellicht stonden ze in de 18de eeuw niet in de abdijbibliotheek, wel in een luxekabinet nabij het abtskwartier, binnen handbereik om mee te pronken bij hoog bezoek. Toen in 1796 de laatste monniken de deur achter zich dicht trokken, hebben zij wellicht deze schat in veiligheid gebracht. Via het legaat van de laatste overlevende monnik kwamen deze handschriften in het bezit van het in 1833 heropgerichte bisdom Brugge, en zo uiteindelijk van het Grootseminarie. Het gaat om 103 manuscripten. De wonderlijke speling van de geschiedenis bracht deze handschriften terug naar de plaats waar ze voor de Franse Revolutie op het boekenrek stonden. Dit maakt dat vandaag ruim 550 handschriften van de middeleeuwse librije van Ten Duinen (en Ter Doest) zich in situ (Brugge) bevinden, wat voor de Nederlanden een uniek gegeven is. Ten slotte vonden, naast de grote collecties in de Openbare Bibliotheek Brugge en het Grootseminarie, doorheen de eeuwen minstens 15 individuele handschriften wereldwijd een plaats in particuliere en openbare verzamelingen.