Ludo Vandamme
Het devotiehandschrift wordt sinds kort aangeduid als: Brugge, Openbare Bibliotheek, ms. 711. In de periode voor de aankoop in 2010 door de Openbare Bibliotheek Brugge werd in de literatuur naar dit manuscript verwezen als het ‘handschrift Bulteel’. Deze benaming gaat terug op de provenancevermelding op de blanco folio 1r van het handschrift, waar een 16de-eeuwse cursieve hand schreef: ‘Ex libr[is] Nicolai Bulteel alias vander Clyte 1539’. Het is overigens de enige vermelding van voormalige bezitters in dit handschrift.
Met Nicolaas Bulteel bevinden we ons in Zuid-Vlaanderen, met name in de stad Ieper en in de heerlijkheid ‘Clyte’ op het Ieperse platteland. Wellicht kwam het handschrift op het einde van de 15de of het begin van de 16de eeuw aldaar terecht. Dit biedt tevens een verklaring voor de latere toevoeging van het gebed bij de Gregoriusmis (f. 44r-45r), in een versie die volgens Johan Oosterman ‘met Zuid-Vlaanderen te verbinden valt’.
De Bulteels verschijnen pas in de late 15de eeuw in Ieper, toen de tinnenpotgieter Perceval Bulteel, afkomstig van Doornik, er in 1481 poorter werd. In deze periode was de fiere industriestad Ieper verschrompeld tot een plaats van minder dan 10.000 inwoners. De stedelijke crises lieten homini novi wel toe om op korte tijd macht en aanzien te verwerven. Zo dringt de familie Bulteel in enkele generaties door tot de bestuurlijke cenakels van de stad en consodileert zij haar economische macht door het verwerven van de belangrijke heerlijkheid ‘Clyte’ (De Klijte), tussen Ieper en Belle. In dit milieu figureert Nicolaas Bulteel, die in 1539 met zijn alias-naam verwijst naar de heerlijkheid. Meer is er voorlopig over hem niet bekend. De neo-Latijnse dichter Gislain Bulteel (1555-1611) is het meest bekende lid van deze Ieperse familie in de 16de eeuw. Zijn gelijknamige vader, gehuwd met Anna Lansaem en ook heer van ‘Clyte’, en zijn grootvader Hendrik (+ 1504) , gehuwd met achtereenvolgens Clara de Wilde en Johanna de Hurtere, waren tijdgenoten van Nicolaas, de bezitter van het handschrift. Louis Bakelants baseerde zich voor deze gegevens op genealogische fragmenten uit de 19de eeuw, die voorlopig nog niet door nieuwe archiefonderzoek werden bevestigd.
De literaire belangstelling van de familie Bulteel vertaalde zich ook in de volgende eeuw in een rijke bibliotheek. Antoon Sanderus, kanunnik aan het Sint-Maartenskapittel in Ieper, bracht in het tweede kwart van de 17de eeuw een overzicht uit van belangrijke handschriftencollecties in de Zuidelijke Nederlanden. Slechts enkele particuliere collecties vonden hun weg naar zijn Bibliotheca Belgica manuscripta (Rijsel, 1641), onder meer die van Jan Gislenus Bulteel uit Ieper, met historische, literaire en religieuze teksten. Het devotieboek vinden we hier niet terug, wel andere middeleeuwse teksten in de volkstaal, zoals de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant en de Lekenspiegel van Jan van Boendale, en een bundeltje poëzie van de Ieperse dichter Joos Lansaem, een tijdgenoot van Nicolaas Bulteel.