Back to top
Menu

De verluchting van het handschrift

Saskia van Bergen

Het handschrift bevat zes berijmde gebeden die van groot belang zijn voor onze kennis van de Middelnederlandse literatuur. Een van de gebeden van de hand van de Brugse rederijker Anthonis de Roovere Lof van den heylighen sacramente, kan in of omstreeks 1456 worden gedateerd. Dit hoeft uiteraard niet te betekenen dat het handschrift zelf ook in dit jaar is vervaardigd. De opname van dit gebed kan enkel worden gezien als een terminus post quem.

Samenstelling van het handschrift

Voor een reconstructie van de ontstaansgeschiedenis van het handschrift is allereerst de samenstelling van de katernen van belang. Het handschrift kan worden verdeeld in vier productie-eenheden. Dat wil zeggen dat elke productie-eenheid één of meerdere katernen omvat met één of meerdere gebeden; het einde van een katern valt telkens samen met het einde van een gebed. De eerste drie productie-eenheden omvatten elk één gebed, en de laatste eenheid in totaal drie gebeden. Tevens bevat het handschrift vier bladgrote miniaturen, die op losse bladen zijn aangebracht en afzonderlijk tussen de katernen zijn gevoegd. De achterzijde van de miniaturen is telkens blanco. Op folio 31r is tenslotte een kleinere miniatuur aangebracht van 6 regels hoog, met een voorstelling van Maria en Kind.

Het gebedenboek heeft er niet altijd op deze manier uitgezien. Hierop wijzen onder meer de sporen van katernsignaturen. Deze signaturen dienden als hulpmiddel voor de binder, die zo kon zien of de katernen in de goede volgorde lagen. In de eerste en vierde katern zijn respectievelijk (sporen van) een p en een l zichtbaar. Men heeft op zeker moment dus katernen verwisseld, maar mogelijk werden deze daarvoor ook voorafgegaan door maximaal tien andere katernen, met als signatuur de letters a-k.

Het handschrift Bulteel is gebonden in een slappe, bruin lederen band, die op basis van de decoratieve stempels rond 1500 gedateerd kan worden. Het oorspronkelijke handschrift moet rond deze tijd dus uit elkaar zijn gehaald, waarna het deel met de berijmde gebeden is samengebonden en van een (nieuwe) band is voorzien. Ook heeft men in dezelfde periode een prozagebed aangebracht op de laatste twee bladen, die tot op dat moment onbeschreven waren gebleven.

Datering en stijl van de miniaturen

Het is in theorie mogelijk dat ook de losbladige miniaturen pas rond 1500 tussen de katernen zijn gevoegd. De teksten en drie van de vier miniaturen zijn echter door dezelfde verluchter van margedecoraties voorzien en tegelijkertijd vervaardigd. De stijl van deze miniaturen en de bijbehorende margedecoraties wijzen op een datering rond het midden van de 15de eeuw. De paginagrote miniaturen met de voorstelling van het Laatste Avondmaal, Madonna op de maansikkel en Jacobus de Meerdere zijn waarschijnlijk in dezelfde werkplaats vervaardigd.  De verantwoordelijke miniaturist heeft zowel kenmerken van de groep verluchters die we kennen onder de naam Goudrankenmeesters, als van de Spleetogenmeesters (ook wel bekend als de Maître aux yeux bridés). De Goudrankenmeesters domineerden de Brugse miniatuurkunst in het tweede kwart van de 15de eeuw. Ze danken hun naam aan het goudgekleurde rankwerk dat in veel miniaturen is toegepast als achtergrond. Kenmerkend voor hun stijl is tevens het heldere kleurgebruik en de enigszins stereotype uitbeelding van figuren.

De groep van de Spleetogenmeesters kan worden beschouwd als één van de opvolgers van de groep van de Goudrankenmeesters. Ze ontlenen hun naam aan de karakteristieke manier waarop ze ogen weergeven; door middel van dunne horizontale lijntjes. Deze spleetogen vindt men niet terug in de miniaturen van dit handschrift, maar ze bezitten wel andere kenmerken van de Spleetogenmeesters, zoals het kleurgebruik –met een overdaad aan rood en groen- en de aandacht voor details. Zo bevat het boek in de handen van Jacobus de Meerdere zelfs liniëring en tekst.

De kleinere miniatuur op folio 38r is vervaardigd door een miniaturist die behoorde tot de groep rondom Willem Vrelant, één van de meest succesvolle verluchters uit de 15de eeuw. Willem Vrelant verhuisde midden 15de eeuw van Utrecht naar Brugge. Hier wordt hij in 1454 vermeld als lid van het Gilde van Sint Jan Evangelist, dat was opgericht voor iedereen die in Brugge bij het boekenbedrijf betrokken was. In het derde kwart van de 15de eeuw kunnen meerdere werkplaatsen worden onderscheiden die miniaturen vervaardigen in dezelfde stijl als Willem Vrelant. Ze zijn te herkennen door het gebruik van donkere, scherpe contouren en door de bolle hoofden van de figuren, met ronde ogen en hoge wenkbrauwen.

Dit samen maakt dat de verluchting in dit handschrift met enige zekerheid in de overgangsperiode tussen de Goudrankenmeesters enerzijds en  de verluchters rond Willem Vrelant en de Spleetogenmeesters anderzijds gedateerd kan worden, dus omstreeks 1450-1470. Dankzij het gebed van de hand van Anthonis de Roovere kunnen we deze datering zelfs nog wat aanscherpen tot ca. 1456-1470. Dit betekent dat er relatief weinig tijd kan hebben gezeten tussen het schrijven van het gedicht door De Roovere en de opname ervan in dit gebedenboek. Het is in elk geval de vroegst bekende bron waarin het werk bewaard is gebleven.
Alleen de stijl van de bladgrote miniatuur met Koning David wijkt af van die van de overige in het handschrift. Deze miniatuur is dan ook later vervaardigd, waarschijnlijk aan het einde van de 15de eeuw, en is tijdens de reorganisatie van het handschrift vóór het gebed Miserere mei Deus tussen de katernen gevoegd.