Back to top
Menu

Anthonis de Roovere: leven en werk

Johan Oosterman

Op 16 mei 1482 overleed Anthonis de Roovere in Brugge, de stad waar hij ruim vijftig jaar eerder werd geboren. Zijn dood werd diep betreurd door Jan Bartoen, mede-gheselle, in een roerend gedicht. Het is een van de weinige bronnen over het leven en de dood van de grootste Nederlandstalige dichter uit de 15de eeuw. Al tijdens zijn leven werd hij meer dan eens geprezen en bekroond, en tot in de 17de eeuw waren dichters bekend met zijn naam en zijn werk. Die roem heeft er voor gezorgd dat er in elk geval heel wat van zijn werk bewaard is: meer dan honderd gedichten, een omvangrijke kroniek over Vlaanderen (waarbij vooral het Brugse leven in de 15de eeuw veel aandacht krijgt) en twee toneelstukken. Toch is wat bewaard bleef maar een schaduw van wat er ooit was, en dat geldt vooral voor het toneel. Juist op dat terrein was zijn reputatie enorm. De Roovere was een fameus theatermaker en waarschijnlijk heeft hij tientallen toneelstukken geschreven, die hij vervolgens ook ensceneerde en regisseerde. En wie weet speelde hij ook een rol in zijn eigen stukken. Maar toneel was voorstelling, en de tekst werd in de 15de eeuw zelden verspreid. Naast alle factoren die toch al bijdragen aan het verlies van teksten uit het verleden, heeft dit gezorgd voor het vrijwel verdwijnen van de tastbare sporen van De Rooveres toneelwerk.

Het leven van een natuurtalent

Wie alle beschikbare gegevens bij elkaar veegt, kan nog een aardig beeld krijgen van het leven van De Roovere. Al jong viel zijn talent op, en als zeventienjarige won hij een wedstrijd in de Brugse rederijkerskamer. Vanaf dat moment mocht hij zich Prins van Retorica noemen. Een van de oprichters van die kamer was zo’n twintig jaar eerder ene Jan de Roovere. Het is verleidelijk om te denken dat hij de vader van Anthonis was, en zijn zoon al jong vertrouwd maakte met het literaire leven. Het bleef voor Anthonis niet bij deze ene bekroning, en het grootste eerbetoon viel hem ten deel in 1466, toen hij op initiatief van Karel de Stoute, die een jaar later de hertog van Bourgondië zou worden, een jaarlijkse toelage van de stad ontving. Het ging om een fors bedrag, zonder dat daar verplichtingen tegenover stonden, op één na dan: hij moest in Brugge blijven wonen. Juist in die tijd was er ook van buiten Brugge belangstelling voor zijn werk, maar in Brugge begreep men hoe waardevol De Roovere voor de stad was: hij droeg bij aan optochten en processies, was een gezien theatermaker en was een van drijvende krachten in de letterkundige scene. En De Roovere bleef in Brugge. De toelage was dan ook een forse aanvulling op wat hij als ambachtsman – hij was metselaar – verdiende. Tien jaar voor De Roovere bekroond werd als ‘stadsdichter’ schreef hij het gedicht dat hem de grootste bekendheid opleverde: de Lof van het Heilig Sacrament. De theologische gevoeligheid van de inhoud was aanleiding het voor te leggen aan de Brugse geestelijkheid, en het gedicht werd officieel goedgekeurd. Binnen en buiten Brugge mocht het verspreid worden, en dat gebeurde ook (meer hierover: zie toelichting bij dit gedicht). De Roovere manifesteerde zich, ook in de jaren na zijn bekroning, op allerlei terreinen. De veelzijdigheid van zijn optreden zien we weerspiegeld in zijn werk: hij schreef gedichten die gebruikt werden bij belangrijke processies, hij schreef komisch en spottend toneel, maar ook werk dat belangrijke gebeurtenissen in het leven van de stad moest markeren, hij prees Karel de Stoute en de Brugse stadsbestuurder, maar was vaak ook scherp in zijn kritiek op maatschappelijke misstanden – gewetenloze priesters, corrupte rechters en edelen die zich te buiten gingen aan machtsmisbruik kregen er flink van langs. En vaak klinkt uit zijn werk een toon van mededogen met het volk dat moet zwoegen om aan de kost te komen, dat, in de woorden van De Roovere, zich zorgen maakt ‘om brood ende pap in doude daghen’. Bij alles wat hij deed en schreef, onderhield hij altijd goede contacten in alle lagen van de bevolking. Zijn dood in 1482 kwam onverwacht en als een schok: ‘O doodt tfy hebdy ons dit ghedaen.’ Zijn stem werd node gemist.

Echt contact is niet mogelijk

Zoals bij veel middeleeuwse dichters moeten we het ook bij De Roovere stellen zonder echte biografische bronnen en zonder teksten in zijn eigen handschrift. Nog in de 18de eeuw bestond er een portret van De Roovere, maar het ging verloren bij de brand in de Poortersloge. En in 1562 maakte Eduard de Dene bij de uitgave van de Rhetoricale wercken van Anthonis de Roovere gebruik van diens eigen handschriften, maar deze autografen zijn verloren gegaan. En veel van de teksten die iets lijken te zeggen over het leven van De Roovere, zijn niet opgetekend om een biograaf behulpzaam te zijn, maar om te benadrukken hoe bijzonder deze dichter was. Als Eduard de Dene schrijft dat Anthonis geen woord Frans of Latijn kende, en alleen zijn moedertaal, het Vlaams, machtig was, deed hij dat vooral om te benadrukken hoe bijzonder het is dat zo’n ongeleerde dichter, zulke verstandige dingen schrijft. Steeds als we De Roovere lijken te naderen, blijken de bronnen bedrieglijker dan we zouden willen. Dat hoeft geen reden te zijn voor al te grote scepsis, want alles overziend kunnen we van Anthonis de Roovere toch een heel mooi beeld krijgen. ‘Duik op Anthonis’ schreef H.H. ter Balkt in een van zijn Laaglandse hymnen, en wie goed leest ziet de contouren van een indrukwekkende auteur uit het Bourgondische herfsttij opdoemen.

Er blijft altijd afstand, want de 530 jaar sinds zijn dood zijn niet zomaar te overbruggen. Maar soms duikt er iets op dat die afstand kleiner maakt. Het pas ontdekte gebedenboek is daarvan een wel heel mooi voorbeeld. Het is afkomstig uit Brugge en het is een van de weinige bewaarde bronnen die tijdens het leven van De Roovere zijn ontstaan. En van al die bronnen is het zelfs de oudste. Het lijkt erop dat het boekje gemaakt is voor iemand die De Roovere kende. De dichter kan het zelf in handen hebben gehad. Dichterbij kunnen we niet komen.