Ludo Vandamme
Papieren erfgoed uit een adellijke bibliotheek
Het handschrift bestaat uit vijf delen, in zes fysieke volumes, waarbij het eerste deel over twee volumes werd uitgesplitst. Alles samen gaat het om 1306 bladzijden. De volumes steken in een eigentijdse band, bestaande uit platten uit bord bekleed met kalfsleder. De bekleding op de rug en op de platten is met goudstempeling versierd.
De drie eerste delen werden opgemaakt door of in opdracht van Ignace de Hooghe en dateren uit het begin van de 18de eeuw. In het eerste deel krijgt de Sint-Donaaskathedraal de volle aandacht, in het tweede de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De andere parochiekerken vinden een plaats in deel drie. Kloosters, kapellen en godshuizen ten slotte steken in het vierde deel ; hier werden ook grafschriften uit enkele Gentse stadskerken ingevoegd.
Op het einde van de 18de eeuw, toen de storm van de Franse Revolutie het kerkelijke patrimonium bedreigde, gingen twee oudheidkundigen aan de slag om de verzameling van Ignace de Hooghe aan te vullen. Dit werk van Mathias van Laerebeke en J. de Gheldere vond zijn neerslag in de delen vier en vijf. De bedreiging van kerken en kloosters verklaart wellicht de 139 uitslaande platen die vermoedelijk in deze periode in het handschrift zijn ingelast. Deze tekeningen in gewassen inkt geven een verbluffend beeld van Brugse kerkinterieurs uit het Ancien Regime; veelal vormen ze daartoe zelfs de enige bron. Het handschriftelijke namenregister dat vandaag bij dit handschrift wordt bewaard, is het werk van Alphonse De Poortere, Brugs stadsbibliothecaris van1908 tot 1939.
Wellicht bleef het handschrift “de Hooghe” een tijdlang in familiebezit maar kwam het in handen van geïnteresseerde gebruikers. Dit zorgde voor een aantal gedeeltelijke kopieën. In 1794 behoorde het handschrift toe aan Mathias van Laerebeke die meteen ook voor de aanvulling zorgde.Vervolgens kwam het intussen tot zes volumes aangegroeide manuscript in handen van Jozef Huys, ontvanger van de stedelijke begraafplaats tijdens de Hollandse Tijd (1815-1830. Huys verkeerde in geldnood, leende een som bij de toenmalige burgemeester Charles de Croeser, en gaf daartoe het ‘handschrift de Hooghe’ in onderpand. Ontvanger Huys slaagde er nooit in zijn schulden af te lossen en toen hij in 1825 overleed, schonk de burgemeester het handschrift aan de stadsbibliotheek. Meteen vormde het een uitzonderlijke aanwinst voor de jonge stedelijke instelling, die sinds 1819 in het stadhuis was gevestigd. Thans wordt het in de openbare bibliotheek Brugge bewaard als handschrift 449.