Back to top
Menu

Pieter Le Doulx (1730 – 1807), kroniekschrijver en kunstenaar

Tine Van Poucke   ledoulx01

Pieter Le Doulx werd op 1 maart 1730 geboren in Brugge en er dezelfde dag gedoopt in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Hij was de zoon van Pieter Franciscus Le Doulx en Rose Bouckaert en kwam uit een vooraanstaande Brugse familie. Zijn vader vervulde enkele functies in het stadsbestuur. Pieter Le Doulx bezocht waarschijnlijk de Latijnse school bij de augustijnen. Vanaf 1745 studeerde hij aan de pas opgerichte academie van Brugge. Zijn leermeesters waren Jan Garemijn en Matthias de Visch. Hij overleed als vrijgezel op 14 oktober 1807 in Brugge en werd er twee dagen later begraven. Op het eind van zijn leven verbleef hij in het Sint-Juliaansgesticht in de Boeveriestraat, waaruit kan worden afgeleid dat hij toen niet meer over al zijn geestelijke vermogens beschikte.

Pieter Le Doulx is vooral bekend als kroniekschrijver. Hij trad in de voetsporen van zijn vader en schreef verschillende historische werken. De meeste van die handschriften zijn verlucht met pentekeningen of miniaturen. Zijn belangrijkste handschrift, Levens der konst-schilders, konstenaars en konstenaeressen, schonk hij in 1795 aan de Brugse academie ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van zijn inschrijving aan die instelling. Het manuscript bevat 175 levensbeschrijvingen van Brugse kunstenaars, beginnend met Jan van Eyck en eindigend met de tijdgenoten van Le Doulx zoals Johannes Beerblock, Jozef Karel De Meulemeester, Franciscus Josephus Kinsoen, Jan-Robert Calloigne en Joseph Denis Odevaere. Het werk is een belangrijke bron voor de Brugse kunstgeschiedenis. Het manuscript kwam uiteindelijk, samen met het archief van de Brugse academie, terecht in het Brugse Stadsarchief, dat nog een aantal  andere handschriften van Le Doulx bewaart: de voornaamste zijn de tweedelige Levens der Geleerde en der Vermaerde Mannen Der Stad Brugge, en een kroniek over de jaren 1786-1790.

Ook de Brugse Openbare Bibliotheek bezit een rijke verzameling handschriften van Le Doulx, de voornaamste zijn: Al de wetten der stad Brugge, sedert het jaar 1250 alsmede het gedenkwaardigste dat er ieder jaar is voorgevallen (dat begonnen werd door zijn vader), Aantekeningen wegens het Brugse stadshuys (geïllustreerd met voorstellingen van de gevelbeelden van het gebouw) en Levens der graven van Vlaenderen. En ook het archief van de Confrérie van het Heilig Bloed bewaart een manuscript van zijn hand. In de Brugse Sint-Godelieve-abdij tenslotte wordt een handschrift uit circa 1802 bewaard met een uitgebreide levensbeschrijving van de heilige Godelieve. Het is geïllustreerd met 126 grisailles die eveneens aan Le Doulx worden toegeschreven. Een aantal manuscripten is afkomstig uit de verzameling van Joseph van Huerne (1752-1844), een Brugse mecenas met wie Le Doulx goed bevriend was. Naar alle waarschijnlijkheid zijn nog handschriften van hem in privé-bezit bewaard.

Pieter Le Doulx was in zijn tijd ook zeer actief als kunstenaar. Verscheidene van zijn handschriften en ook een aantal andere documenten zijn geïllustreerd met tekeningen van zijn hand. Hij specialiseerde zich in het schilderen van Chinese motieven en landschappen op kamerhoge behangsels en salonbekledingen op doek. Zowel in Brugge, Brussel, Aalst en Gent decoreerde hij salons met dergelijke chinoiserieën. In een Brugs lofdicht uit zijn tijd kreeg hij daarom de bijnaam ‘de schilder der Chineezen’. ledoulx02

Maar Le Doulx is als kunstenaar vooral belangrijk vanwege een opmerkelijk aantal met wetenschappelijke zin voor detail weergegeven tekeningen van bijzonderheden uit de wereld van de biologie en de kunst: insecten, bloemen, vogels, planten, kruiden, archeologische objecten, rariteiten… Die tekeningen zijn meestal verzameld in albums. Ze werden uitgevoerd in verschillende technieken: met potlood en pen, met water- en dekverf of een combinatie ervan. Ze getuigen van zijn tekentalent en wetenschappelijk ingestelde persoonlijkheid en waren erg geliefd in zijn tijd. De banden bevinden zich in het Prentenkabinet van het Groeningemuseum, de Koninklijke Bibliotheek van Brussel en privéverzamelingen. Net als een aantal van zijn handschriften, werden verschillende albums vervaardigd in opdracht van de Brugse mecenas Joseph van Huerne. Sommige albums kwamen tot stand in samenwerking met andere kunstenaars, zoals Jozef Frans Ducq en Jan Charles Verbrugge.

De Brugse Musea bezitten ook enkele schilderijen op doek van de hand van Le Doulx, het gaat dan uitsluitend om jeugdwerken: een zelfportret dat hij schilderde op 21-jarige leeftijd, sinds jaar en dag bewaard in het Stadsarchief,  en twee stadsgezichten. Het ene stadsgezicht stelt de Spiegelrei voor, en zou uit 1747 dateren, het andere, gesigneerd en gedateerd in 1751, stelt de Burg voor. De stadsgezichten geven nog maar eens blijk van Le Doulx’ wetenschappelijk ingestelde mentaliteit, die hij zich blijkbaar al op jeugdige leeftijd had eigen gemaakt. Alle aandacht gaat naar de exact weergegeven gebouwen, menselijke figuren ontbreken.