Back to top
Menu

Ovidius’ metamorphoses: een kennismaking met de antieke mythologie

Jan Desoete

Opleiding en vroeg werk

Publius Ovidius Naso werd in 43 voor Christus in Sulmo, een stadje ten oosten van Rome, geboren. Toen hij ongeveer twaalf jaar was, werd hij met zijn broer naar de hoofdstad gestuurd, waar hij een retorica-opleiding genoot. Deze studie sloot hij af met een reis naar de Griekse wereld. Bij zijn terugkomst begon hij aan een kortstondige politieke loopbaan. Toen hij naar de functie van ambtenaar van de schatkist, de quaestuur, wilde dingen, trok hij zich terug uit het politieke leven om zich uitsluitend aan de poëzie te wijden. Messalla, die een hele kring van dichters had verzameld, trad op als Ovidius’ beschermheer.

In 25 voor Christus begon Ovidius zijn eerste gedichten voor te dragen. In de volgende jaren werden deze gedichten in vijf aparte boeken uitgegeven. Helaas zijn deze niet bewaard. Wel hebben we nog een herwerkte versie van deze Amores, zoals dit werk heet, maar die editie bestaat uit slechts drie boeken. Dit werk zet de traditie van de liefdespoëzie van Tibullus en Propertius voort, maar het bevat ook vernieuwingen, zoals de lichtvoetigheid en de invoer van nieuwe themata.

Een tiental jaren later schreef hij de Epistulae Heroidum, veertien brieven van mythologische heldinnen aan hun afwezige geliefden. Later zou hij hieraan nog drie briefparen (een brief van een held en een van zijn geliefde heldin) toevoegen. Het lijken eenvoudige retorica-oefeningen, maar enkele typische Ovidiaanse kenmerken springen in het oog: variatie, humanisering, spel en ironie en aandacht voor de psyche van de vrouw.
Vervolgens schreef hij de Ars amatoria, drie boeken over minnekunst. De eerste twee bevatten raadgevingen voor de man; het derde geeft tips aan vrouwen. Dit werk vloeit vrij natuurlijk voort uit de Romeinse elegische poëzie omdat die altijd al richtlijnen voor minnaars bevatte. Ovidius vernieuwt door de manier waarop hij met de liefde omgaat: hij beschouwt haar als een aangenaam spel, terwijl Tibullus en Propertius onder de liefde gebukt gingen. Hij speelt ook met het genre van de didactiek door het te parodiëren.
Op deze Ars schreef Ovidius later nog een variatie, de Remedia Amoris.

Aan het begin van onze tijdrekening werkte Ovidius aan een poëtische kalender, de Fasti. In zes boeken behandelt hij de eerste zes maanden van het jaar, meer bepaald de oorsprong van de verschillende feesten in die maanden. Deze opzet is hellenistisch van aard – Kallimachos is de bekendste dichter in dit genre – maar de inhoud is Romeins. De inhoud paste in het programma van keizer Augustus – herwaardering van de oude waarden – maar Ovidius heeft het on-Augusteïsch uitgewerkt.

Metamorphoses

De Metamorphoses is het bekendste werk van Ovidius. In vijftien boeken vertelt hij ongeveer 250 mythen die met elkaar verbonden zijn. De titel komt voort uit het feit dat elke mythe een metamorfose bevat.
In 8 na Christus was dit werk grotendeels af, maar toen stortte Ovidius’ wereld in: hij werd door Augustus verbannen naar Tomi aan de Zwarte Zee. De reden voor deze verbanning is onduidelijk. Ovidius schrijft zelf dat het om een lied en een fout, carmen et error (Trist. 2, 1, 207) gaat. Met het carmen bedoelt hij waarschijnlijk de Ars amatoria die helemaal niet in Augustus’ programma past. De error zou iets te maken hebben met Julia, de kleindochter van de keizer, maar dat is niet zeker.
Tijdens zijn verblijf aldaar stopte zijn literaire productie niet, maar de inhoud veranderde. Vijf boekenTristia en vier boeken Epistulae ex Ponto vulde hij met brieven aan zijn vrouw, de keizer en enkele vrienden. Daarin kloeg hij over zijn onherbergzaam verbanningsoord en probeerde hij de keizer tevergeefs milder te stemmen. Hij overleed in 17 na Christus.
Ovidius heeft nog enkele werken op zijn naam staan die moeilijk te dateren zijn: de niet-bewaarde tragedie Medea, een gedeeltelijk bewaard geschrift over cosmetica (de Medicamina faciei femineae) en het vervloekingsgedicht Ibis. Vroeger werden ook de Nux en de Halieutica aan hem toegeschreven, maar van dat standpunt komt men nu terug.

Zoals aangegeven, is de Metamorphoses het bekendste werk van Ovidius, maar wat maakt dit werk eigenlijk zo speciaal? Om die vraag te kunnen beantwoorden, loont het de moeite om de literatuur voor en na Ovidius te bekijken want slechts op die manier kunnen we Ovidius’ werk goed kaderen.
Het onderwerp van de Metamorphoses, de gedaanteverwisselingen, was niet nieuw want Nicander van Colophon, een hellenistische dichter uit de 2de eeuw voor Christus, behandelde deze stof al in zijn Heteroioumena. Ook verscheidene Latijnse korte epen, zogenaamde epyllia, behandelden deze stof: Helvius Cinna’s Smyrna, Cicero’s Alcyones, Glaucus’ Cornificius, … Naast de metamorfosen spelen de liefde en de Goden belangrijke rollen wat het werk, inhoudelijk gezien, zeer afwisselend maakt.
Ook op vormelijk vlak valt de Metamorphoses moeilijk onder één noemer te brengen. Ovidius zelf spreekt over een voortdurend lied (carmen perpetuum, Met. 1, 4), een aanduiding die doorgaans voor een epos gebruikt wordt. In hetzelfde vers gebruikt hij daarbij echter het werkwoord deducere (“schrijven”, “verhalen”). Carmen deducere komt zo voor in Vergilius’ Bucolica 6, 5 en heeft te maken met Kallimachos, de voorloper van de Romeinse elegie. Ovidius geeft dus zelf aan dat zijn werk tussen verschillende genres zweeft.

Omdat het onmogelijk is om de Metamorphoses in één genre onder te brengen, is het beter om aan te geven welke elementen tot welk genre behoren. Van het epos heeft het werk volgende kenmerken: lengte, chronologische opbouw, metrum, prooemium (inleiding), epische vergelijkingen en katalogen. De epische kenmerken wegen zwaar door, maar ook enkele elegische kenmerken duiken, onder andere door de speelse manier van schrijven, vaak op. De Goden gedragen zich bv. dikwijls weinig goddelijk, zoals Mercurius die zich als een dandy opmaakt (Met. 2, 732-6). Ook de aandacht voor het ontroerende valt op. Dat de dichter zich niet op het achterplan houdt, maar zijn personages regelmatig aanspreekt, zou ook in een gewoon epos misstaan hebben. Naast de epische en elegische kenmerken, neemt Ovidius ook elementen uit de hymne, het hellenistisch erotisch verhaal, de bucoliek en de tragedie over.
Misschien kan men de Metamorphoses nog best omschrijven als het epos van een elegische dichter.

‘Door alle eeuwen roemvol…’

In de bijna 2000 jaar die ons van het ontstaan van de Metamorphoses scheiden, is Ovidius bijna heel de tijd een zeer geliefd dichter geweest. Slechts in de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw vond men Ovidius niet interessant, maar de laatste decennia is hij weer populair omdat zijn werk goed bij het postmodernisme aansluit. In het postmodernisme bestaat er immers geen allesoverheersende stroming meer, maar de mens beschikt over een ruim scala aan mogelijkheden waaruit hij kan kiezen. Bij Ovidius vindt men mutatis mutandis hetzelfde: uit de verschillende genres kiest hij verschillende elementen die hij tot een nieuw, bij hem passend product combineert. Een mooi voorbeeld vormt De duivelsverzen van Salman Rushdie die duidelijk door de Metamorphoses en de ballingschapspoëzie beïnvloed is.

Zoals gezegd hadden Ovidius en zijn Metamorphoses voor de 19de eeuw ook veel succes. Het begon al in de 1ste eeuw. Niet alleen zijn stijl en metrum werden overgenomen, maar ook de inhoud. Er ontstond een mythologische verteltraditie die het mogelijk maakte om projecten op te starten die op het esthetische vlak wel ambitieus zijn, maar die geen of weinig politieke risico’s inhouden. Statius’ Achilleis en Thebais zijn maar enkele voorbeelden die onmiskenbaar Ovidius’ stempel dragen. Het zegt trouwens al voldoende dat hij in de canon voor de post-augusteïsche auteurs was opgenomen. Ook op het einde van de Romeinse tijd blijft zijn invloed gelden want Claudianus bv. combineert ook liefdespoëzie en lof op de keizer.

In de middeleeuwen bereikt het Nachleben van Ovidius een hoogtepunt (cf. de bijdrage over de middeleeuwse bewerkingen van de Metamorphoses). Tijdens de renaissance is men sterk beïnvloed door Ovidius’ gedachten over imitatie en lichaamsverandering. Een van de bekendste auteurs uit die periode, William Shakespeare, draagt in zijn vroege carrière duidelijk de stempel van de Romeinse dichter. Het drama Titus Andronicus is een uitgebreide herwerking van het verhaal van Philomela (Met. 6, 563-674). Ook Ovidius’ stijl werd hoog ingeschat. Erasmus bv. raadde zijn leerlingen aan om de Metamorphoses omwille van de mooie stijl te lezen. Paradise Lost van John Milton (17de eeuw) heeft duidelijk zijn inspiratie gehaald bij de kosmogonie die aan het begin van de Metamorphoses (Met. 1, 5-440) verteld wordt. Deze Britse schrijver had trouwens de gewoonte om christelijke mythen en symbolen met hun Grieks – Romeinse tegenhangers te mengen.
Ook in de 18de eeuw sprong Ovidius nog in het oog, ook buiten de literatuur. De mythe rond Acis en Galatea bv. (Met. 13, 750-898) werd door zowel Händel als Mozart behandeld en wel in de vorm die Ovidius aan de mythe gegeven had.
Daarna verdween Ovidius dus in de vergeethoek, maar de laatste decennia duikt hij weer op om misschien ‘door alle eeuwen roemvol te blijven leven’(Met. 15, 878-9).