Back to top
Menu

Materiële en inhoudelijke beschrijving

Johan Oosterman

Perkament, 45 bladen (met potlood gefolieerd na verwerving door de OB Brugge), afmetingen bladen: 194×138 mm; schriftspiegel: fol. 2-31: 123×86 mm – hand A (textualis); fol. 33-37: 125×76 mm – hand B (textualis); fol. 38-42: 125×80 mm – hand B (textualis); fol. 43-44: 124×75 mm – hand C (textualis)), liniering overal met rode inkt.

Gebonden in een slappe bruine leren band met blindstempeling van circa 1500 (mededeling Ed van der Vlist, die een van de stempels heeft aangetroffen op een Somme ruyrael, gedrukt door Henric Eckert van Homborch, Antwerpen, 1503).

Op de rectozijde van het eerste blad (dat op de versozijde de eerste miniatuur bevat) staat ‘Ex libris Nicolai Bulteel / alias vander Clyte 1539’. Daaruit valt te concluderen dat het in 1539 in bezit was van Nicolaas Bulteel. Vermoedelijk woonde hij te Ieper.

Materiële beschrijving

Het gebedenboek heeft zijn huidige vorm vermoedelijk gekregen toen het aan het begin van de 16de eeuw opnieuw werd gebonden. Het boekje bestaat uit een aantal codicologische eenheden, bestaand uit één of twee katernen van wisselende samenstelling. De eerste drie eenheden, geschreven door kopiist A, bevatten elk één gedicht: De Rooveres Lof van het heilig Sacrament, het eerste gebed uit het Gruuthuse-handschrift en een gebed over de vijftien vreugden van Maria. De vierde eenheid bevat drie gebeden. De eerste twee daarvan, het tweede Gruuthusegebed en een Marialof van De Roovere, zijn door kopiist B genoteerd en zijn contemporain aan het gedeelte dat kopiist A heeft geschreven. Op aanvankelijk onbeschreven bladen is tegen het einde van de 15de eeuw nog een prozagebed toegevoegd. Het betreft een vertaling van het gebed bij de Gregoriusmis in een versie die met Zuid-Vlaanderen te verbinden valt.

In een aantal katernen zijn katernsignaturen of restanten daarvan zichtbaar, die duidelijk maken dat de huidige katernen oorspronkelijk niet in deze volgorde voorkwamen. In katern 1 vinden we de letter p, in katern 4 de l, en in katern 5 de o. Deze signaturen laten zien dat de huidige katernen aanvankelijk voorafgegaan werden door 8-10 andere katernen. Het is zeer wel mogelijk dat deze de vaste onderdelen van het getijdenboek hebben bevat. In elk geval zijn er uit Vlaanderen in de 15de eeuw diverse getijdenboeken bekend waarin de vaste onderdelen van het getijdenboek worden gevolgd door een hele reeks gebeden, waaronder vrijwel altijd ook berijmde gebeden. Indien deze veronderstellingen kloppen moet er niet lang na 1456 (het jaar waarin De Rooveres Sacramentslof werd geschreven) te Brugge een getijden- en gebedenboek zijn gemaakt dat een kalender, de getijdengebeden en een aantal berijmde gebeden bevatte. Op een later moment is dit boek uit elkaar genomen. De codicologische eenheden met berijmde gebeden zijn herschikt en opnieuw samengebonden in de vorm die het boekje nu heeft. Vermoedelijk is dat omstreeks 1500 gebeurd. Dat dit boekje een aantal opvallende en heel bekende uitgesproken literaire rijmgebeden bevat, lijkt de voorkeur van de toenmalige eigenaar te weerspiegelen. De samenstelling van dit handschrift maakt nog iets duidelijk.

De codicologische eenheden van zeer wisselende omvang, bevatten in drie gevallen precies één gedicht. Dit laat zien dat in Brugse ateliers dergelijke eenheden vervaardigd werden die naar believen samengevoegd konden worden met een gebeden- en/of getijdenboek. Hiermee werpt dit boekje een interessant licht op de wijze waarop er in het Brugse boekbedrijf werd gewerkt. Hernieuwd onderzoek naar andere Brugse handschriften met berijmde gebeden, moet duidelijk maken of ook daarin aanwijzingen te vinden zijn voor een dergelijke werkwijze.

Voor de datering van het boekje zijn een aantal gegevens van belang. De verluchting is door kunsthistorici in verband gebracht met verluchtingsstijlen die in het midden van de 15de eeuw gedateerd kunnen worden. Zo’n vroege datering is opmerkelijk omdat het Sacramentslof van De Roovere op goede gronden te dateren valt in of omstreeks 1456. Het handschrift zou dan een min of meer contemporaine tekstdrager zijn, en de vroegste bron waarin het werk van De Roovere bewaard is gebleven.

Het handschrift is uiterst verzorgd geschreven door verschillende handen, alle te karakteriseren als textualis formata. Het bevat geschilderde veldinitialen en lombarden met penwerk. Het begin van de eerste vier, en dus de belangrijkste teksten, is gemarkeerd door een grotere initiaal (over vier regels), een ingevoegde miniatuur en randversiering rond miniatuur en tekstpagina. Bij een aantal miniaturen zijn de randversiering rond miniatuur en tekstpagina aan een en dezelfde verluchter toe te schrijven. Op grond hiervan kan geconcludeerd worden dat de miniaturen contemporain zijn aan het afschrift. De twee gedichten van Anthonis de Roovere bevatten een acrostichon dat in dit handschrift op een bijzondere manier is gemarkeerd. In de Sacramentslof is het acrostichon aanwezig in de slotstrofe. Het moet van beneden naar boven gelezen worden. De kopiist en verluchter hebben de A, waarmee de naam van de dichter begint, gemarkeerd met een veldinitiaal over twee regels, en de overige letters met een lombarde. Hierdoor is in deze slotstrofe de laatste regel, en niet zoals in alle andere strofen de eerste regel voorzien van een initiaal. Dit wijst erop dat kopiist en verluchter zeer bewust de naam van de dichter hebben gemarkeerd.

In het gebed op fol. 38-42 is aan het einde van elke strofe een geschilderde initiaal voorzien, die echter niet is uitgevoerd. Met een loodstift is een rechthoekig vakje gemarkeerd, en binnen dit vakje is een representant genoteerd. De eerste initiaal luidt per abuis O. Hier had een A moeten staan, de beginletter van het verder correct aangegeven acrostichon: Ontonius de Roouere. Het is duidelijk dat de kopiist wist dat het acrostichon aangebracht moest worden, en datzelfde geldt voor degene die het werk van de verluchter voorbereidde (mogelijk was dit de kopiist), maar dat de verluchter zelf bij de uitvoering een fout heeft gemaakt.

Inhoud

1. Anthonis de Roovere. Lof van het Heilig Sacrament

De tekst wordt op fol. 1v voorafgegaan door een volbladminiatuur: Laatste Avondmaal. Op fol. 2r een geschilderde initiaal over vier regels, aan het begin van de strofen 2-14 een geschilderde initiaal over twee regels; de letters in goud op een blauw of rood veld (geen regelmatige afwisseling). De laatste strofe, die een acrostichon van achter naar voren bevat, heeft in de laatste regels een geschilderde initiaal over twee verzen. De overige beginletters die deel uitmaken van het acrostichon, zijn als lombarde uitgevoerd, afwisselend in blauw en goud.

Fol. 2r-9r. Inc.: O Wonderlic werc o godlike ghifte / Daer alle verwonderen voren bughen; expl.: Nv dankelic wien ic hier groete prezent / Als wonderlic ghebenedijt sacrament. Acrostichon in de beginletters van de slotverzen, van achter naar voren: ANTONIS DE ROUERE.

Verder overgeleverd in:

  • Berlijn, SBB-PK, Germ. Qu. 557, fol. 56v-60v [Leiden, 1478-1479]
  • Berlijn, SBB-PK, Germ. Qu. 651, fol. 157v-162v [Utrecht, 1524]
  • Breda, Archief Sint Barbarakerk, 1, fol. 73v-76v [Breda, 1520-1540]
  • Brugge, Sint Salvatorkathedraal [Brugge, ca. 1500]
  • Londen, BL, Add. 34392 no. 56 (fragment) [Zuidelijke Nederlanden, einde 15e eeuw]
  • Manchester, JRL, Dutch 13, fol. 27v-42v [tweede helft 15e eeuw]
  • Druk: Die tafel des kersteliken levens. Gouda, Gheraert Leeu, 1478, fol. 8v-13v.
  • Druk: Rhetoricale wercken van Anthonis de Roouere. Antwerpen, Jan van Ghelen, 1562, fol. A5v-B1r.

2. Miserere mei Deus

De tekst wordt op fol. 10v voorafgegaan door een later toegevoegde volbladminiatuur: Koning David. Op fol. 11r een geschilderde initiaal over vier regels, aan het begin van de strofen 2-22 een geschilderde lombarde over één regel, afwisselend blauw en goud.

Fol. 11r-22v: Inc.: Miserere mei Deus / Dat ic in ydelheden dus / Hebbe versleten mijn ionghe leuen; expl.: Ende bouen al voor al gheseyt / Dijnre grondeloser ontfaermicheyt. Amen

Verder overgeleverd in:

  • Antwerpen, RG, Neerl. 11, fol. 34v-44r [Brugge, ca. 1400-1410]
  • Baltimore, WAG, W. 189, fol. 124r-135r [Brugge, ca. 1480-1490]
  • Brugge, GS, 72/175, fol. 53r-62r [Brugge, ca. 1400-1415]
  • Brussel, KB, II 270, fol. 48r-54r [ca. 1490]
  • Brussel, KB, IV 1096, fol. 81r-91r [Brugge, ca. 1420]
  • Den Haag, KB, 79 K 10 (Gruuthuse-handschrift), fol. 2r-3v [Brugge, ca. 1395]
  • Den Haag, MMW, 10 D 43, fol. 1r-8v (fragment: slot ontbreekt) [Vlaanderen?, ca. 1480]
  • Den Haag, MMW, 10 E 2, fol. 179r-188v [Brugge, ca. 1440]
  • Edinburgh, NLS, Nat. Galleries 7131, fol. 61r-75v [Brugge (?), 1420-1440]
  • Fulda, LB, Aa 144, fol. 28r-38v [Vlaanderen (Brugge?), 1420-1430]
  • Leiden, UB, BPL 2627, fol. 71v-82v [Brugge, ca. 1400-1410]
  • Londen, BL, Add. 39638, fol. 21r-30r [Brugge, ca. 1445]
  • München, BSB, Cgm 135, fol. 15r-29v [Brugge, 1410-1420]
  • New York, PML, M. 76, fol. 111r-135r [Brugge, ca. 1425]
  • Olim De Kerckhove (Gent), fol. 215r-226r [Brugge (?), ca. 1450]

3. Onser vrauwen XV bliscepen

De tekst wordt op fol. 23v voorafgegaan door een volbladminiatuur: Madonna op de maansikkel. Op fol. 24r een geschilderde initiaal over vier regels, aan het begin van de opeenvolgende strofen geschilderde initiaal over twee regels; de letters in goud op een blauw of rood veld (geen regelmatige afwisseling).

Fol. 24r-31r: Inc.: Vrauwe vul ghenadichede / Moeder van alre ontfaermichede / Daer toe van alre doget fonteyne; expl.: Ende hijse houde zonder sneuen / Daer die inglen zullen beuen. Amen. Middelnederlandse vertaling van Douce dame de misericorde.

Verder overgeleverd in:

  • Assen, DM, H 1855-8, fol. 73r-74r [Brugge, ca. 1435-1440]
  • Atrecht, BM , 513, fol. 95r-100v (onvolledig: begin ontbreekt) [Frans Vlaanderen, ca. 1400]
  • Berlijn, SBB-PK, Germ. Fol. 751 (9) (fragment gebedsrol) [West-Vlaanderen, ca. 1400]
  • Boston, PL, q. Med. 160, fol. 64r-71r [West-Vlaanderen, 1450-1475]
  • Brussel, KB, 19588, fol. 105r-112v; Vlaanderen, 1410-1420
  • Brussel, KB, IV 1239, fol. 149r-152r [Zuidelijke Nederlanden, tweede helft 15e eeuw]
  • Brussel, KB, IV 1248, fol. 85r-89r [West-Vlaanderen, 1450-1460]
  • Gent, UB, 1353, fol. 117r-123r [Oudergem bij Brussel (?), 1394]
  • Leuven, UB, 2, fol. 86r-92v [Brugge, ca. 1425-1435]
  • Londen, BL, Harley 3828, fol. 56r-63v [Brugge, ca. 1450]
  • Louvain-La-Neuve, AU, A 32, fol. 1r-7r [West-Vlaanderen, 15e eeuw]
  • München, BSB, Cgm 83, fol. 118r-125v [Vlaanderen, 1430-1440]
  • Parijs, BA : 565, fol. 90v-96v [Brugge, ca. 1400-1415]
  • Olim Brussel, KB, 771 Qu. (fragment) [West-Vlaanderen, 15e eeuw]
  • Olim De Kerckhove (Gent), fol. 184r-191r [Brugge (?), ca. 1450]

4. O glorieus almueghende God

De tekst wordt op fol. 32v voorafgegaan door een volbladminiatuur: Jacobus de Meerdere. Op fol. 34r een geschilderde initiaal over vier regels, aan het begin van de opeenvolgende strofen geschilderde initiaal over twee regels; de letters in goud op een blauw of rood veld (geen regelmatige afwisseling).

Fol. 33r-37v: Inc.: O glorieus almueghende God / Ic aerm bezondich worm glot / Scame mi toot dij te zegghene vader; expl.: Als een mueghende god te zamen / Eenich eeuwich ouer al. Amen.

Verder overgeleverd in:

  • Antwerpen, RG, Neerl. 11, fol. 46v-50v [Brugge, ca. 1400-1410]
  • Brussel, KB, 18270, fol. 64r-67v [Brugge, 1420-1430]
  • Brussel, KB, II 270, fol. 59r-63v [Brugge, ca. 1490]
  • Brussel, KB, IV 1096, fol. 59r-63v [Brugge, ca. 1420]
  • Den Haag, KB, 79 K 10 (Gruuthuse-handschrift), fol. 3v-4v [Brugge, ca. 1395]
  • Gent, UB, 2750, fol. 87r-92v [Gent, ca. 1475]
  • Leiden, UB, BPL 2627, fol. 82v-86v [Brugge, ca. 1400-1410]
  • Londen, BL : Add. 39638, fol. 138r-141v;
  • Brugge, ca. 1445 Parijs, BA, 565, fol. 83v-87v [Brugge, ca. 1400-1415]
  • Olim De Kerckhove (Gent), fol. 226r-230v [Brugge (?), ca. 1450]

5. Anthonis de Roovere. Marialof

De tekst wordt op fol. 38r voorafgegaan door een miniatuur over zes regels: Gekroonde Maria met kind. Aan het begin van alle strofen een geschilderde initiaal over twee regels; de letters in goud op een blauw of rood veld (geen regelmatige afwisseling). Aan het einde van elke strofe is ruimte vrij gelaten voor een initiaal over twee regels. De kopiist heeft door middel van representanten aangegeven welke letters geschilderd diende te worden; niet uitgevoerd.

Fol. 38r-42v: Inc.: Och alder glorieuste drachte / Die hoochste die gods cracht ye ghewrachte; expl.: Nochtans gods alder liefste voochdi / Zij en consten hu niet vullouen marie. Laus deo. Pater noster. Acrostichon in de begin- en eindletters van de strofen: ONTONIUSDEROUERE.

Verder overgeleverd in:

  • Berlijn, SBB-PK , Germ. Qu. 651, fol. 186v-189v [Utrecht, 1524]

6. Gebed bij de Gregoriusmis

De tekst wordt op fol. 43r voorafgegaan door lege ruimte waar een miniatuur uitgevoerd had moeten worden: Gregoriusmis. Op fol. 34r een initiaal over drie regels (in rode inkt), aan het begin van de opeenvolgende ‘verzen’ lombarden van één regel (in rode inkt).

Fol. 43r-44r: Inc. O Heere Jhesu Xpriste, ic anebede hu, hanghende anden cruce (opschrift: Dit sijn VII versen van S. Gregorius); Expl. ende sijt ghenadich my, aerme sondare. Amen. Pater noster