Back to top
Menu

De verzameling Mansiondrukken van de Openbare Bibliotheek Brugge

Ludo Vandamme

Inleiding

De Brugse Openbare Bibliotheek werd opgericht in de Franse Tijd (1794-1815). De Franse bezettende overheid maakte tabula rasa met de bestaande instellingen. In elke hoofdplaats van een departement, dus ook te Brugge als hoofdplaats van het Leie-departement (later de provincie West-Vlaanderen), werd een École Centrale gesticht die voorzien werd van een wetenschappelijke bibliotheek (1796). De collecties van deze bibliotheek werden samengesteld met boeken afkomstig uit bibliotheken van afgeschafte kloosters, abdijen en andere kerkelijke instellingen in het departement. In Brugge werd deze schoolbibliotheek naderhand overgenomen door de Stad Brugge om er een stedelijke openbare bibliotheek uit op te bouwen. De oude collecties vormen vandaag nog steeds het hoofdbestanddeel van de historische verzamelingen van de Openbare Bibliotheek. Het nieuwe gebouw in de Kuipersstraat werd in 1986 in gebruik genomen.

Bekend is vooral het handschriftenbezit (bijna 750 ex.) overwegend afkomstig uit de grote middeleeuwse cisterciënzerbibliotheken van Ten Duinen en Ter Doest. Deze indrukwekkende verzameling middeleeuwse handschriften toont de evolutie van het cisterciënzerhandschrift : de sober verluchte, vroeggotische manuscripten van omstreeks 1200, de geleerde, scholastieke teksten die studerende monniken uit Parijs meebrachten, de meer verluchte laatmiddeleeuwse handschriften.

Ook de oude drukken (ongeveer 15.000 banden tot 1830) zijn hoofdzakelijk uit kerkelijk bezit afkomstig. Dit geldt evenwel niet voor de Mansionincunabelen. Brugge bezit de volledigste verzameling Mansiondrukken in de Nederlanden; die is, op Parijs na, de grootste ter wereld. Het gaat om 17 exemplaren (10 titels). Twee exemplaren van de Métamorphose, verlucht met houtsneden, vormen de topstukken. Brugge dankt dit Mansion-bezit aan Joseph Van Praet (1754-1837), de zoon van een Brugs boekhandelaar en drukker, die in de Revolutietijd conservator werd van de gedrukte werken in de Parijse Bibliothèque Nationale. Zo was hij goed geplaatst om tijdens zijn leven een eigen Mansion-verzameling samen te stellen die na zijn dood gedeeltelijk aan zijn geboortestad werd geschonken en gelegateerd.

De Brugse drukker Colard Mansion

In de late middeleeuwen was Brugge een handelsmetropool van eerste orde. Kooplui uit alle windstreken troffen er elkaar en stimuleerden beurstechnieken, geldhandel en een exportgerichte, hoogwaardige nijverheid. Ook het Bourgondische hofleven gaf tijdens de 15de eeuw krachtige impulsen aan de lokale luxe-industrie. Het boekenbedrijf profiteerde ten volle van deze gunstige situatie. Honderden mensen verdienden in Brugge tijdens de late middeleeuwen hun brood in het boekenvak: perkamentmakers, schrijvers, miniaturisten, verluchters, binders, boekverkopers. Samen met Parijs was Brugge de enige stad in het Westen waar de mensen van het boekenvak verenigd waren in een gilde. Tot omstreeks 1520 bleef Brugge internationaal bekend voor het handgeschreven en verluchte boek.

De productie van gedrukte boeken groeide uit dit levendige en gevarieerde boekenbedrijf. Omstreeks 1473/74 startten bijna gelijktijdig in verschillende Nederlandse steden boekdrukateliers. In Brugge was William Caxton de gangmaker; in zijn spoor volgde Colard Mansion. De relatie tussen beiden is ook vandaag nog niet volledig duidelijk.
Van Mansions bedrijvigheid getuigen vooral zijn prachtige incunabelen. Het verloop van zijn leven is daarentegen onduidelijk. Wellicht in 1454, zeker in 1457-58, werd hij lid van het librariërsgilde in Brugge. De librariër Mansion was in eerste instantie een boekenondernemer: hij bemiddelde tussen de markt (opdrachtgevers, de vrije markt) en de Brugse producenten als kopiisten, verluchters, boekbinders. Aanvankelijk opereerde hij enkel op het terrein van het handgeschreven boek. Er zijn een vijftal opdrachten bekend. Daaruit blijkt dat hij als kalligraaf hoog stond aangeschreven. Vanaf 1473/74 richtte hij zich op de markt van het gedrukte boek, aanvankelijk in samenwerking met William Caxton. Mansion is vooral bekend voor de productie van luxeboeken. De polissen die hij gebruikte waren speciaal daartoe ontworpen en hij introduceerde met het inlassen van burijngravures nieuwe illustratietechnieken. In zijn fonds treffen we boeken aan over (antieke) geschiedenis, ridderschap en laatmiddeleeuwse devotie in de Franse taal. Deze teksten pasten binnen de klassieke Bourgondische cultuur van die tijd.

Toch was Mansion niet louter een ‘Bourgondische drukker’. Met Franse boeken mikte hij op een brede Franse en Franstalige markt en ook zijn fonds oogt gevarieerder dan algemeen wordt aangenomen. Zo genoot de Latijnse vertaling van de Opera van de pseudo-Dionysius belangstelling in de wereld van het christelijk humanisme, terwijl Jean Boutilliers Somme rural bedoeld was voor juristen en gerechtelijke en bestuurlijke kaders. Ook toen Mansion midden in de wereld van het gedrukte boek stond, bleef hij opdrachten voor handschriften aanvaarden. Ook voor kleiner werk werd een beroep op hem gedaan. In 1484 verdween Mansion onverwacht uit Brugge. De hypothese dat Mansion zijn loopbaan in Artesië beëindigde, verdient in het licht van recent onderzoek opnieuw aandacht.

De productie van Mansions pers kreeg doorheen de tijd veel aandacht en zijn drukken waren door hun zeldzaamheid en typografische kwaliteit bijzonder gezocht. Toch ontbreekt vandaag nog steeds veel fundamenteel onderzoek met betrekking tot Mansions werk. Een kritisch geannoteerde bibliografie van de 26 bekende drukken is er niet; het pionierswerk van Van Praet wacht dus op een grondige bewerking. Het typografische onderzoek van de Hellinga’s bleek fundamenteel voor de chronologie van ongedateerde drukken en voor het reconstrueren van zijn activiteit. Er is het papieronderzoek van Gerard van Thienen en ook de boekillustratie bij Caxton en Mansion krijgt opnieuw aandacht. De studie van de distributie en receptie van Mansions productie staat nog nergens; edities en analyses van teksten door Mansion gedrukt kunnen daar onrechtstreeks toe bijdragen. Over het brede werkveld – het laatmiddeleeuwse boekenbedrijf in Brugge en de Nederlanden, en de Bourgondische kringen van mecenaat en patronaat-, is er veel detailstudie maar geen overzicht.

Joseph van Praet: bibliofiel, bibliothecaris en Mansionliefhebber

Joseph van Praet werd in 1754 in Brugge geboren. Zijn gelijknamige vader (1724-1792) was er drukker-uitgever. De familie Van Praet was generaties lang actief geweest in de lakenhandel in Brugge. Joseph van Praet sr., die als kind zijn vader had verloren, sprong reeds op jeugdige leeftijd zijn moeder bij in de lakenhandel gevestigd in de Kuipersstraat. In 1762 zegde hij de textielnering vaarwel en startte een boekdrukatelier en boekhandel. Van meetaf aan profileerde Van Praet zich als een vaste waarde in het Brugse boekenbedrijf: uitgeven, drukken, boekhandel, antiquariaat, boekenveilingen. Toen hij in 1792 overleed liet hij een weduwe, een kroostrijk gezin en een drukbeklante winkel achter. Vijf van de negen kinderen waren toen nog in leven. Joseph, de oudste zoon, verbleef op dat ogenblik in Parijs; de beide andere zonen hadden niet echt veel zin in het boekenvak.

De jonge Joseph van Praet (° 1754-1837) groeide op in een wereld vol boeken. Hij liep school aan het college van Atrecht in Artesië (Noord-Frankrijk). Zijn moeder stamde uit een Noord-Franse familie uit Amiens en het was niet ongebruikelijk dat Brugse families hun kinderen in een Noord-Franse kostschool plaatsten. In 1779, hij was dan 25 jaar, trok Joseph van Praet naar Parijs, ook toen het mekka van de boekenwereld. Zijn ervaring in het boekenvak leverde hem baantjes op bij Parijse boekhandelaars zoals Guillaume de Bure, een groot boekondernemer die belangrijke bibliotheken veilde. Het bibliografische werk vervat in de tientallen veilingcatalogi vormde de aanzet tot de Franse bibliografie. In 1783 diende De Bure de veilingscatalogus samen te stellen van de bibliotheek van Louis-César de la Baume Le Blanc (1708-1780), hertog van La Vallière en één van de machtigste heren aan het hof van Lodewijk XV. La Vallière stond bekend als de grootste bibliofiel van zijn tijd. Al wie iets te betekenen had in het Europese boekenvak trok naar deze spraakmakende veiling in de Franse hoofdstad. De driedelige catalogus bevatte de preciosa met ondermeer handschiften, incunabelen en op perkament gedrukte boeken. Joseph van Praet beschreef voor deze catalogus de handschriften. Dit werk werd Van Praets visitekaartje tot de internationale boekenwereld en op 1 juli 1784 gaat hij, weliswaar helemaal onderaan de hiërarchische ladder, in dienst van de Bibliothèque du Roi. Hij overleeft alle regimewisselingen tijdens de revolutietijd en klimt op tot conservator van de gedrukte werken in 1795 en tot president in 1829 van wat intussen opnieuw de Koninklijke Bibliotheek was geworden.

Joseph van Praet was conservator toen de Franse revolutionaire legers grote delen van Europa onder de voet liepen. In het spoor van het oorlogsgeweld werden bibliotheken leeggehaald en naar Parijs overgebracht. In 1794 doorkruisten vier commissarissen de pas veroverde Zuidelijke Nederlanden en in korte tijd werden 8000 boeken geselecteerd voor transport naar Parijs. Boekenspeurders in Duitsland en Italië werkten duidelijk met instructies van Van Praet. Daartoe deed hij een beroep op oude boekenvrienden zoals de antiquaar en gewezen benedictijnermonnik Jean Baptiste Maugérard. Van Praets belangstelling ging overwegend uit naar de vroege boekdrukkunst. De val van Napoleon (1814-1815) dwong Frankrijk evenwel tot grootschalige restitutie. Het was opnieuw Van Praet die in de bres sprong. Hij slaagde erin waardevolle collecties veilig te verbergen of gaf minderwaardige exemplaren mee. Al die jaren liet Joseph van Praet zich ook kennen als een bibliofiel die een eigen verzameling aanlegde en een vertrouwd figuur was in de Europese handel in oude boeken. Hij kon daartoe terugvallen op een netwerk van bibliothecarissen, antiquaren en verzamelaars.

Al die jaren had Joseph van Praet een bijzondere belangstelling voor laatmiddeleeuwse handschriften en vooral voor oude drukken. Zijn Brugse afkomst was daar wellicht niet vreemd aan. Over beide passies verrichtte hij onderzoek, toegespitst op zijn geboortestad: de librije van Lodewijk van Brugge, heer van Gruuthuse en de incunabelen van Colard Mansion. Vooral de drukken van Mansion bleven hem zijn leven lang passioneren.

Een leven lang Mansion verzamelen

De boekhandel die zijn vader in Brugge dreef, was tevens een antiquariaat. De nieuwe aanwinsten werden trouwens aangekondigd in het periodiek verschijnende Bibliothèque anciene [sic] et moderne. Toen reeds moet de jacht op drukken van Colard Mansion de verzamelaars hebben geïnteresseerd. Zijn vader slaagde er in 1775 in een Boccaccio van Colard Mansion aan te kopen op een Gentse veiling. Vreemd genoeg bleef dit exemplaar niet binnen de familie bewaard. In 1822 was het in bezit van Guillaume Deys in Brugge wiens bibliotheek in 1829 door toedoen van de Brugse boekverkoper Cornelis de Moor werd geveild. Deys bezat overigens ook een exemplaar van Mansions pseudo-Dionysius dat toen werd geveild. Wellicht verwierf de jonge Joseph tijdens zijn Brugse periode talrijke andere exemplaren van Mansiondrukken, waaronder Jean Boutilliers Somme rural. Heel groot was Van Praets kennis over Mansion toen nog niet maar dit weerhield hem niet om in 1780 in L’Esprit des Journaux te reageren op een eerder verschenen bijdrage van de Saint-Léger over enkele onbekende Mansiondrukken. Van Praet stelde in dit Parijse geleerdentijdschrift zichzelf voor : ‘Né à Bruges, je m’occupe depuis longtems de l’histoire littéraire et typogaphique de mon pays.’ Op dat ogenblik had hij weet van zeven exemplaren van de Boccaccio en twee exemplaren van de Boëthius (de kathedraalbibliotheek in Doornik en het celestijnenklooster in Heverlee bij Leuven). Zelf moet hij toen reeds over een aanzienlijke Mansionverzameling beschikt hebben. Een Nederlandse vertaling van deze bijdrage over zijn ‘opsoekinge wegens het leven, de schriften ende gedrukte werken van Colard Mansion’ werd nog hetzelfde jaar in de Vlaemsche Indicateur van Gent overgenomen. Het is zijn enige publicatie in het Nederlands.

Tijdens zijn jaren in dienst van de Parijse boekhandel De Bure verruimde Van Praet zijn kennis van de laatmiddeleeuwse literatuur en bibliografie. Bij de beschrijving van de drukken van Colard Mansion in 1829 verwijst hij bij Le Jardin de Dévotion naar een exemplaar in handschrift dat deel had uitgemaakt van de bibliotheek La Vallière. En dat er bij het catalogeren van deze imposante privé-bibliotheek ook Mansiondrukken door zijn handen waren gegaan spreekt voor zich. Van Praet stipt de Boccaccio aan die op de veiling La Vallière door de Keizerlijke Bibliotheek in Wenen werd gekocht en de Ovidius met verluchte randen, oorspronkelijk uit het bezit van Karel van Croy.

In de Koninklijke Bibliotheek in Parijs was een imposante verzameling samengebracht, onder meer afkomstig uit de veroverde gewesten. Er was een aanzet tot een interessante Mansioncollectie met onder meer een exemplaar van Les invectives contre la secte de Vauderie (niet gedateerd), dat in 1728 uit het bezit van Colbert werd verworven. Het was het enig bekende exemplaar in tijd van Van Praet. Met de komst van Joseph van Praet kreeg deze Mansionverzameling vanzelfsprekend de volle aandacht. Zo kwam in 1794 het Boëthius-exemplaar uit het celestijnenklooster van Heverlee naar Parijs en werd een prachtexemplaar van de Somme Rural aangekocht op de grote veiling van Joseph Ermens (Brussel, november-december 1805). Een convoluut met drie unieke exemplaren (tweede editie van Les Advineaux amoureux, L’Abusé en court en Les Evangiles des Quenouilles) was na drie opeenvolgende veilingen in korte tijd uiteindelijk in de Koninklijke Bibliotheek terecht gekomen. Bij de grote Rijselse bibliofiel Vander Cruyce haalde Van Praet Mansions weg; een Boëthius was bestemd voor zijn persoonlijke verzameling.

Een deel van zijn persoonlijke Mansioncollectie bekwam Van Praet via baron d’Heiss. In 1779 kreeg deze grote bibliofiel een convoluut met acht zeldzame Mansiondrukken in bezit. Een vriend-boekenverzamelaar was ze toevallig op het spoor gekomen tijdens zijn zoektocht naar militaria in een boekhandeltje in Salins (Franche-Comté). Toen zijn bibliotheek in 1786 noodgedwongen werd ontbonden stelde de baron er prijs op dat zijn Mansioncollectie bij Van Praet terecht kwam. Het gaat om: Boccaccio’s La ruyne des nobles hommes et femmes (oorspronkelijk uit de bibliotheek van Guyon de Sardière) en om Le jardin de dévotion, Quadriloque, Les Adevineaux amoureux, Pierre Michaults Le Doctrinal du Temps présent (enige bekende exemplaar), Controversie de Noblesse, Débat entre trois valeureux princes, L’art de bien mourir en La doctrine de bien vivre. Zijn exemplaar van de Somme rural behoorde eerder aan de Luxemburgse jezuïeten. Het eerder vernoemde Ovidius-exemplaar met verluchte randen verwierf Van Praet uit de hem welbekende bibliotheek van de hertog La Vallière (Croy-exemplaar in Brugge). Op de veiling van chevalier Lambert (1780) verwierf hij het enig bekende exemplaar van Le Purgatoire des mauvais maris. Eveneens uniek is het exemplaar van Nicolas Oresmes Traité des monnoies door Van Praet gekocht op de veiling van M. Haillet de Couronne in 1811. Zijn Dionysius-exemplaar was afkomstig van het celestijnenklooster in Amiens.

Van Praet was toen de onbetwiste kenner van de vroege Brugse boekdrukkunst geworden en in 1829 kwam bij De Bure zijn Notice sur Colard Mansion uit, een bibliografie van de boekenproductie van Colard Mansion, met opgave van de bekende exemplaren.

Van Praet en de Brugse Mansionverzameling

In zijn Notice (1829) worden verschillende exemplaren vermeld uit zijn bezit die intussen aan de Brugse Stadsbibliotheek waren geschonken. De eerste schenkingen gebeurden in 1800: op 9 april een Boëthius, op 15 april een Ovidius (gekocht op de veiling van de hertog van Saint-Aignan in 1776) en op 24 april de pseudo-Dionysius. Op 4 februari 1828 volgde dan een grote schenking: La Somme rural van Jean Boutillier, een convoluut met La controversie de noblesse van Buanocorso de Pistoja en Débat entre trois chevaleureux princes, Gersons La doctrine de bien vivre en L’art de bien mourir. Intussen speurde men ook vanuit Brugge naar incunabelen van Colard Mansion die op de markt kwamen. Zo slaagde het Brugse stadsbestuur er in 1829 in het hoger genoemde Boccaccio-exemplaar van vader Van Praet op de veiling Deys te verwerven. Van Praet, op de hoogte van deze veiling, trok zijn bod in toen hij op de hoogte was van de Brugse belangstelling. Zelfs in dit enige Mansionexemplaar dat niet door Van Praet werd geschonken, had hij nog de hand.

In dezelfde Notice maakte Van Praet zijn voornemen bekend om Mansionexemplaren uit zijn bezit die in de Bibliothèque du Roi ontbraken daar te laten onderbrengen. Daar had hij de voorbije jaren reeds een uitzonderlijke collectie uitgebouwd. De andere boeken zouden aan de bibliotheek van zijn geboortestad worden gegeven. Dit verklaart waarom alle unica uit Van Praets persoonlijke bibliotheek nu in Parijs worden bewaard.
Kort voor Joseph Van Praet op 5 februari 1837 in de Franse hoofdstad overleed, stelde hij zijn testament in die zin op.

Op 9 juni 1837, in uitvoering van Van Praets testament, werden nog eens negen drukken (in zeven volumes) officieel aan de stad overgemaakt. Het was graaf De Mûelenaere, minister van staat en provinciegouverneur van West-Vlaanderen, die dit legaat kenbaar maakte in de Brugse gemeenteraad, in naam van Jules van Praet en volksvertegenwoordiger Paul Devaux, allebei neven van Joseph van Praet en vertegenwoordigers van de familie. Burgemeester Jean-Baptiste Coppieters ‘t Wallant brak in zijn dankwoord en tegen de toen geldende opvattingen in een lans voor de Brugse herkomst van Colard Mansion. Tevens zinspeelde de burgemeester op het aanbod dat Van Praet naast zich had neer gelegd om zijn Mansionboeken in te ruilen, weliswaar na levenslang gebruiksrecht, voor een lijfrente van 15.000 frank. Anderhalve eeuw later is Brugge nog steeds fier op deze unieke verzameling Mansiondrukken.

 

Mansionincunabelen in bezit van de Openbare Bibliotheek van Brugge

Een overzicht van de Mansionverzameling in de Openbare Bibliotheek van Brugge, weliswaar beperkt tot een short title catalogue.

1/2
BOCCACCIO, Giovanni. De la ruyne des nobles hommes et femmes. Uit het Latijn vertaald door Laurent de Premierfait. Brugge, Colard Mansion, 1476. 2°

3873 ; 3874 : licht gewijzigde druk.

3/4
BOËTHIUS, La consolation de la philosophie
Uit het Latijn in het Frans vertaald, met commentaar van Renier van Sint-Truiden. Brugge, Colard Mansion, 28 juni 1477. 2°

3875 ; 3876 : tweede exemplaar.

5/6
OVIDIUS, Métamorphose
. Franse prozabewerking van de Latijnse tekst, aangepast door Colard Mansion. Brugge, Colard Mansion, mei 1484. 2°.

3877; 3878 is een tweede staat; nieuwe aanwinst 2017 (voorlopig zonder nummer)

7
BOUTILLIER, Jean. 
La somme rurale, Brugge, Colard Mansion, 1479. 2°

3879

8
CHARTIER, Alain. Le quadriloque invectif
. Brugge, Colard Mansion , ca. 1479. 2°.

3880

9/10
BUONACCURSIUS DE PISTOJA (Montemagno). 
Controversie de Noblesse. Uit het Latijn vertaald door Jean Miélot. Débat de trois chevaleureux princes. Brugge, Colard Mansion, ca. 1476. 4°.

3881 ; 3882 tweede exemplaar

11/12
Art de bien mourir.
 Vertaald uit het Latijn. Brugge, Colard Mansion (ca. 1480).

3883 (2) ; 3885 : tweede exemplaar.

13/14
GERSON, Johannes. La doctrine de bien vivre en ce monde. Vertaald uit het Latijn. Brugge, Colard Mansion, tussen 1477 en 1484. 2°.

3883 (1); 3884 : tweede exemplaar

15
PETRUS DE ALLIACO. 
Le jardin de dévotion. Brugge, Colard Mansion [1476]. 2°.

3886

16
PSEUDO-DIONYSIUS DE AEROPAGIET. 
Opera : De caelesti hyerarchia. De ecclesiastica hyerarchia. De divinis nominibus. De mystica theologia. Epistolae. Uit het Grieks vertaald door Ambrosius Traversarius. Brugge, Colard Mansion, [1479]. 2°.

3887