Back to top
Menu

Materiële beschrijving

Jojanneke Hulsker

Het handschrift dat uit de vijftiende eeuw dateert, wordt bewaard in de Openbare Bibliotheek Brugge, onder de signatuur ms.593. Over de herkomst is verder niets bekend (zie hiervoor ook Poorter 1924: 36). Het handschrift is een boekblok, bestaande uit gebonden katernen. Het heeft een kartonnen, groene kaft, deze is niet origineel. Waarschijnlijk heeft het (in ieder geval enige tijd) bestaan zonder band. Aanwijzing hiervoor zijn de gebruikssporen van het eerste blad, die bij de andere bladen grotendeels ontbreken. Het formaat van de codex is een octavo: 22 centimeter hoog en 14,5 centimeter breed. De tekst is geschreven in één kolom, van ongeveer 14 centimeter hoog en 10 centimeter breed. De bovenmarge is 2,5 centimeter, de ondermarge 5,5. De binnenmarge is 2 centimeter, de buitenmarge 2,5. Gemiddeld hebben de (volledige) pagina’s 31 regels en deze regels bevatten elk gemiddeld 10 woorden.

Het handschrift bestaat uit papier en bevat twee katernen. Deze waren oorspronkelijk gebonden met drie touwtjes, maar die hebben hun functie verloren in de huidige band, waarin de katernen door middel van twee kleine touwtjes gebonden zijn. Het eerste katern bevat zeven dubbelbladen, het tweede katern bevat er vier. Er zijn dus in totaal elf dubbelbladen. Het laatste vier-en-halve blad is echter afgesneden. Dit betekent dat er achttien bladen over zijn (waarvan één halve), die aan voor- en achterzijde zijn beschreven.   De katernen horen bij elkaar. De bladen zijn doorlopend, contemporain genummerd en er is sprake van dezelfde opmaak. Verder bevatten de twee katernen dezelfde watermerken. Dit is een ossenkop, die zich in de vouw van het dubbelblad bevindt. Dit heeft als gevolg dat de bovenste helft van de kop te zien is op het eerste blad van het dubbelblad en de onderste helft op het tegenblad. Hierdoor is het moeilijk een goede schets te maken. In het tweede katern volgt op elk dubbelblad met een watermerk een dubbelblad zonder watermerk. Bij het eerste katern is het patroon onregelmatig en ook is hier eenmaal een andere variant van het watermerk te zien met een smallere kop en een hogere ster. Bovendien is dit watermerk gedraaid. Het patroon van het watermerk ziet er dus als volgt uit: (1 2+ 3 4+ 5+* 6+ 7) (8+ 9 10+ 11).

Hierbij stellen de cijfers een dubbelblad voor, verdelen de haakjes de bladen in de katernen, geeft de + aan wanneer er een watermerk te zien is en duidt de * aan dat er een variant van het watermerk te zien is. Waarschijnlijk hebben dubbelblad 1 en 2 één vel gevormd, zo ook 3 en 4, 6 en 7, 8 en 9, en 10 en 11. Dubbelblad 5 is de helft van een vel met een ander watermerk, uit een andere riem papier of uit dezelfde riem met ‘twinwatermarks’, hoewel deze tweeling veel verschillen vertoont.

liber-trotula3

Links is een schets te zien van het eerste watermerk, rechts een schets van de eenmalige variant.

Het schrift in Brugge ms. 593 kan worden getypeerd als een onzuivere hybrida (bastarda) (zie hiervoor ook Derolez 2003). Er is sprake van een losse, snelle hand, niettemin is het handschrift goed leesbaar.

De bladen van het handschrift zijn tweemaal genummerd, zowel in de onder- als bovenmarge. De rectozijdes zijn van één tot achttien genummerd. Dit is gedaan met twee andere handen dan die waarmee de tekst is geschreven. De nummering in de bovenmarge is met potlood geschreven en is waarschijnlijk nog niet zo oud. De nummering in de ondermarge is in inkt. Zowel de inkt als de hand zijn duidelijk anders dan die waarmee de lopende tekst is geschreven. Het schrift is echter overeenkomstig en daarom vermoeden we dat deze nummering omstreeks dezelfde periode is aangebracht als die waarin de tekst geschreven is. Opmerkelijk is dat deze nummering is aangebracht nádat de ontbrekende bladen zijn weggehaald. Dit is te zien aan de (relevante?) aantekeningen die hierbij zijn geschreven, door de hand die genummerd heeft. Op folio 17v staat links onderaan ‘24’, en rechts onderaan ‘nichil quere’ (volgens de lezing van Derolez 1984: 176). Op folio 18r staat ‘18 etc’ in de marge, juist boven het afgesneden deel van dit blad. Op folio 18v staat in de linker onderhoek ‘15.4’. Opmerkelijk is dat op de resterende kimmen van de vier weggehaalde bladen óók is geschreven. Op folio 20 staat ‘de weldene’, en op folio 21 ‘(?) Blad 8’ (onzekere lezing).

Titels zijn geschreven in een onregelmatige textualis met rode inkt, onderstreept en soms (in geringe mate) versierd. De letters in de titels hebben een dubbele regelgrootte en zijn één centimeter hoog, exclusief stokken.  Het eerste woord van een nieuw hoofdstuk begint altijd met een initiaal van dubbele regelhoogte, met rode inkt uitgevoerd. De hoogte en breedte variëren van 1 tot 2 centimeter.   Dit met uitzondering van de eerste initiaal; deze is 3,3 centimeter hoog en 4,5 centimeter breed. De initialen zijn versierd met eenvoudig penwerk, krullen en beeltenissen van bladeren. Dit penwerk is met lichtbruine inkt uitgevoerd en is soms wel 5 centimeter hoog, in de marge.  Andere ornamenten zijn de kadellen waarmee de stokletters van de bovenste regels zijn versierd. Deze zijn in eerste instantie door de kopiist aangebracht, maar vervolgens door de rubricator van een rode schaduwlijn voorzien.   In de lopende tekst zijn de hoofdletters doorgaans gerubriceerd. Onder rubriceren wordt het markeren met een verticaal rood streepje verstaan. Zo hier en daar heeft de rubricator ook de eerste letter van kruidennamen in opsommingen gemarkeerd en soms zijn en passant kleine correcties in rood aangebracht, zoals een doorhaling van een overbodig woord of het aanvullen van vergeten getalspunten.  Tenslotte zijn er de onderstrepingen; een lijn van rode inkt onder of soms ook langs het desbetreffende woord. Meestal wordt dit gebruikt in combinatie met textualis en gaat het om de aankondiging van een nieuw recept.

Nieuwe paragrafen worden in de tekst door middel van een teken aangegeven, dat in twee varianten voorkomt. Het bestaat uit twee poten, waarvan de linker soms rond is (als een ‘c’), en soms recht (als een lange ‘s’). Inhoudelijk is er geen verschil tussen de varianten. Ook deze paragraaftekens zijn door de kopiist geschreven en door de rubricator met rode inkt overgetrokken.

Tot slot komen er diverse afbeeldingen in de tekst voor. Ze zijn te zien op ff. 3v, 4r, 5v, 6v, 7r, 7v, 14r en 15v. Waarschijnlijk zijn de afbeeldingen later toegevoegd en is er hiervoor ruimte opengelaten bij het schrijven van de tekst. Het gaat in totaal om 10 afbeeldingen, variërend in grootte, waarbij de kleinste afbeelding 5,5 bij 1,5 centimeter is, terwijl de grootste 6 bij 6 centimeter is. De afbeeldingen zijn getekend met pen en ingekleurd met verschillende kleuren inkt. Af en toe is slechts zwarte inkt gebruikt, maar vaak is dit aangevuld met diverse kleuren als rood, geel, groen en bruin.