Back to top
Menu

De Brugse Trotula-tekst

Jojanneke Hulsker

Proloog

De tekst vangt aan met een korte proloog (hoofdstuk 1, voor een overzicht van de hoofdstukken, zie tabel onderaan dit artikel).

De auteur spreekt de hoop uit dat vrouwen begrip voor hem of haar zullen opbrengen, omdat hij/zij hen wil helpen en niet ten schande wil maken. De inhoud van deze proloog, met een directe adressering aan vrouwen, is terug te vinden in diverse volkstalige Trotula-teksten en doet vermoeden dat de tekst met het oog op een vrouwelijk publiek is geschreven. Dit is een hypothese waarover wetenschappers veel hebben gespeculeerd. Het gegeven dat deze tekst in de volkstaal is opgesteld, maakt dat de tekst voor het eerst toegankelijk werd voor lezers die geen Latijn kenden en dus ook voor vrouwen. Zou de tekst dan ook daadwerkelijk in handen van vrouwen zijn gekomen, zodat zij de tussenkomst van mannelijke artsen konden vermijden en hun eigen gezondheid konden waarborgen? Green stelt vast dat, op basis van codicologisch bewijs, het publiek van de volkstalige Trotula-teksten niet zo veel verschilde van dat in het Latijn. Echter, de aanwijzingen in de Brugse tekst, en ook in de twee andere Middelnederlandse vertalingen, geven de indruk, sterker dan in andere volkstalige teksten, dat vrouwen deze tekst konden raadplegen, en dit waarschijnlijk ook deden. Dit vermoeden wordt ten eerste gevoed door de expliciete uitnodiging aan vrouwen in de proloog, maar ook de toegevoegde illustraties wekken de indruk dat de tekst beter toegankelijk is gemaakt voor lezers die nog niet vertrouwd zijn met gynaecologische praktijken en instrumenten (Green 2008: 163-203). Lie beschouwt de aanwezigheid van deze afbeeldingen als een bewijs dat de teksten een praktisch doeleinde hadden en daarom waarschijnlijk als ‘gids’ bedoeld waren voor vrouwen, om hen te informeren en te instrueren (Lie 2008: 454).

Galenus

Na deze proloog verstrekt de auteur informatie over het vrouwelijk lichaam. Deze gegevens zijn voor een groot deel gebaseerd op de medische geschriften van Galenus, een Griekse arts uit Klein Azië, geboren rond 130 voor Christus. Hij studeerde aan verschillende medische centra in het Midden-Oosten en reisde vervolgens af naar Rome. Galenus creëerde een eigen systematische, theoretische en filosofische visie op de geneeskunde, door oude en nieuwe inzichten te gebruiken en te combineren. Met zijn nieuwe ideeën werd hij een van de meest invloedrijke medische schrijvers van zijn eigen tijd en lang daarna. In de middeleeuwen bleef zijn erfgoed bekend door het werk van Avicenna, die Galenus’ medische ideeën samenvoegde met die van Aristoteles en Hippocrates. Avicenna lichtte niet alleen toe, maar noemde hen daarbij als autoriteiten en legde nadruk op belangrijke verschillen (Cadden 1995: 30-31, 108).

Het verschil tussen mannen en vrouwen werd door Galenus verklaard als gevolg van een verschil in hitte; vrouwen zijn substantieel kouder dan mannen. Hierdoor wijkt ook het gestel van mannen en vrouwen van elkaar af, evenals de werking van hun lichaam. Deze denkwijze had effect op geneeswijzen voor vrouwen. Veel van Galenus’ ideeën zijn terug te vinden in de Brugse tekst.

Verschillen tussen mannen en vrouwen
De tekst start, na een korte uitleg over de baarmoeder (hoofdstuk 2), met een uiteenzetting die de gedachte centraal stelt dat de vrouw meer begeerte heeft dan de man. Het idee dat vrouwen meer van seksuele gemeenschap genoten dan mannen, werd algemeen aangenomen.

Opvattingen over seks, zaad en geslachtsorganen verschilden in de middeleeuwen wezenlijk van die van tegenwoordig. Volgens de theorie van Galenus, die in de Brugse tekst wordt weerspiegeld, zijn de geslachtsdelen van mannen en vrouwen anatomisch gelijk, met als enige verschil dat de vrouwelijke geslachtsorganen zich inwendig bevinden. Dit betekent dat vrouwen, net als mannen, zaad produceren. Zaad dat, bij beide geslachten, een actieve rol speelt bij de bevruchting en in staat is bepaalde kenmerken aan een kind door te geven. Wel hebben mannelijk en vrouwelijk zaad verschillende functies, omdat vrouwelijk zaad met minder hitte is geproduceerd.

Seksuele gemeenschap werd in de middeleeuwen als belangrijk en gezond beschouwd, vooral met het oog op de zaadlozing. Ten eerste is zaad essentieel voor nakomelingen. Mannen én vrouwen hebben een zaadlozing nodig voor een succesvolle bevruchting, zoals uit bovenstaande theorie blijkt (Cadden 1995: 259).

Ten tweede bezag men de zaadlozing als cruciaal voor de gezondheid. Zaad moet het lichaam verlaten, omdat de natuur dit op deze manier verlangt. Dit geldt voor mannen, maar in nog grotere mate voor vrouwen. Op het moment dat er niet met enige regelmaat een zaadlozing plaatsvindt, zal het zaad zich ophopen en bederven, totdat het uiteindelijk in vergif zal veranderen.

Dit vergif maakt de vrouw ziek (Jacquart & Thomasset 1988: 174).

Over het genot

Uitleg over het zaad, zijn oorsprong en de weg in het lichaam, werd gekoppeld aan het genot. Deze link werd gelegd vanuit het idee dat genot een stimulans is voor seks. Doordat de mens genot beleeft aan seksuele gemeenschap, vormt de herinnering hieraan een verlangen dit genot opnieuw te beleven en zal men dus seksueel actief blijven. Daarmee dient het genot een groter doel, namelijk de zaadlozing. Op deze manier is genot dus essentieel voor een gezond (seks)leven (Cadden 1995: 136-138).

De visie dat vrouwen een groter genot beleven is, zoals gezegd, niet alleen terug te vinden binnen de Trotula-traditie, maar werd algemeen geaccepteerd. Wetenschappers verwezen vaak naar verhalen van Ovidius, waarin deze visie al werd verkondigd.  Maar de Brugse tekst geeft ook medische redenen. Ten eerste voelt de vrouw meer begeerte als gevolg van haar koude gestel, omdat ze seksuele gemeenschap gebruikt om op te warmen. Ook voelt de vrouw veel genot omdat de baarmoeder veel zenuwen bevat en daardoor zeer gevoelig van aard is. Echter, de natuurlijke stoffen die zij in haar baarmoeder ontvangt, voelen door deze sensitiviteit pijnlijk aan. Door middel van haar maandelijkse menstruatie worden deze afvalstoffen geloosd en zal zij daarna des te meer bereid zijn een man te ontvangen. Tot slot benoemt de Brugse tekst de vrouw als onverzadigbaar, omdat het zaad van de man dat haar baarmoeder bevredigt en verzadigt, niet tot boven in de baarmoeder kan komen.

Daarna besteedt de tekst aandacht aan de anatomie van de baarmoeder (hoofdstuk 2). Volgens de middeleeuwse theorie bevatte de baarmoeder twee monden. De onderste, buitenste mond kennen wij als de vagina, in de Brugse tekst ook wel porte genoemd, en de tweede mond bevindt zich binnen in het lichaam. Deze mond sluit op het moment dat het zaad van de man in de baarmoeder aankomt. Hierdoor is de baarmoeder gereed om een foetus te laten groeien.  De baarmoeder is opgedeeld in zeven kamers; in elke kamer kan één kind groeien. De kinderen die groeien in de drie kamers aan de rechterkant van de baarmoeder, worden jongens en de kinderen die groeien in de drie linkerkamers, worden meisjes. Een kind dat in de middelste kamer groeit, wordt een hermafrodiet. De reden hiervoor is, dat de lever is gelegen aan de rechterkant van de baarmoeder.  Volgens de theorie van Galenus is de lever één van de belangrijkste organen in het lichaam. Deze werd beschouwd als de centrale plek waar het bloed wordt verdeeld over alle delen van het lichaam, waaronder ook de baarmoeder. Vanaf de lever loopt er rechtstreeks een ader naar de rechterkant van de baarmoeder, omdat deze kant het dichtst bij is. Het bloed dat via deze ader wordt gevoerd, is puur en schoon. Er gaat ook een ader naar de linkerkant van de baarmoeder, maar deze ader leidt eerst naar de nieren. Hierdoor is het bloed van deze ader minder puur vanwege de afvalstoffen die door de nieren worden afgescheiden. Omdat schoon bloed van nature warmer is dan vervuild bloed, wordt het kind aan de rechterzijde van de baarmoeder warmer dan wanneer het aan de linkerzijde ligt. Zo wordt het geslacht dus bepaald (Jacquart & Thomasset 1988: 50-51).

Menstruatie

Het volgende onderwerp dat de Brugse tekst aan de orde stelt is de menstruatie (hoofdstuk 3-6). Omdat vrouwen kouder zijn dan mannen, hebben zij een ander gestel, waarin de menstruatie een essentiële rol speelt. Binnen de gynaecologische ideeën van Galenus was de menstruatie het belangrijkste fysiologische proces dat voorbehouden was aan het vrouwelijk lichaam. Menstruatie was een noodzakelijke purgering die regelmatig moest plaatsvinden om het vrouwelijke gestel gezond te houden. Door deze zuivering wordt de natuurlijke balans van het lichaam in stand gehouden. Wanneer deze niet plaatsvindt, kan dit leiden tot ziekte. Omdat het mannelijk gestel heet is, zorgt dit op een andere manier voor de zuivering. Door zijn hitte is de man in staat zijn voedingsstoffen goed te ‘koken’ en bovendien kan hij zich door middel van zweet en het groeien van lichaamshaar ontdoen van de afvalstoffen die resteren na de vertering. Omdat de vrouw deze mate van hitte ontbeert, bevrijdt zij zich op een alternatieve wijze van afvalstoffen; deze zuivering is menstruatie. De menstruatie mag alleen uitblijven wanneer een vrouw zwanger is, omdat deze dient als voedsel voor de baby. In elk ander geval dat een vrouw niet menstrueerde, was dit een zaak van grote zorg. Het betekende dat een van de belangrijkste afvaluitdrijvende processen in het lichaam niet functioneerde. Dit is de reden dat in medische handboeken veel aandacht wordt besteed aan het reguleren van de menstruatie (Green 2008: 19-20).  De Brugse tekst noemt het uitblijven van menstruatie een kwalijke zaak. Wanneer dit bij een vrouw gebeurt, zal zij waarschijnlijk zeer ongelukkige dingen doen en zal zij haar eetlust verliezen. Tevens worden er verschillende ziektes beschreven die kunnen ontstaan. Op diverse plaatsen in de tekst zijn recepten te vinden die menstruatie op kunnen wekken (hoofdstuk 4, 5, 7, 22, 23). Er zijn gerelateerde problemen waar de tekst aandacht aan besteedt. Ten eerste zijn er gevallen waarbij een vrouw te véél menstruatie heeft. Ook hier kunnen diverse ziektes door ontstaan. Er worden recepten beschreven om deze problemen te verhelpen (hoofdstuk 6, 18). Ten tweede beschrijft de tekst het fenomeen witte vloed (hoofdstuk 7). Vrouwen die hieraan lijden, zijn onvruchtbaar en moeilijk te genezen.

Baarmoederlijke verstikking

Een andere gynaecologische aandoening die wordt beschreven, is ‘baarmoederlijke verstikking’. Hippocrates verbond hieraan het idee dat de baarmoeder door het lichaam kan bewegen. Wanneer de baarmoeder bij de lever komt, zal de vrouw geen adem meer kunnen krijgen en zal zij sterven. Voor Galenus, als ervaren anatomist, was de bewegende baarmoeder geen reële verklaring. Hij nam aan dat het bij deze ziekte kon lijken alsof de baarmoeder is gestegen, omdat een giftige reactie in de baarmoeder de organen boven de baarmoeder aantast. Deze giftige reactie kan ontstaan door de niet weggevloeide menstruatie, of door opgehoopt zaad in de baarmoeder. Voornamelijk maagden en weduwen zouden lijden aan deze ziekte, omdat zij geen zaadlozingen hebben en de ‘bevochtigende’ werking van het mannelijke zaad missen (Green 2008: 22-24). Deze theorie vindt men terug in de Brugse tekst.  De tekst schrijft medicatie voor om een zaadlozing op te wekken en zo de baarmoederlijke verstikking te voorkomen (hoofdstuk 10, 24). Bovendien wordt een remedie beschreven tegen de (schijnbare) verplaatsing van de baarmoeder. Door middel van het toedienen van vieze dampen in de neus, en zoete dampen in de vagina wordt de baarmoeder weer terug naar haar oorspronkelijke positie gebracht. De therapie die tegen deze en vele andere ziektes wordt voorgeschreven vindt zijn oorsprong in de Oudheid. Naast de geurende dampen die naar de vagina werden geleid, werd ook diverse medicatie via deze weg toegediend. Men beschouwde dit als doeltreffender dan bijvoorbeeld orale medicatie. Op de illustraties in de Brugse tekst zijn verschillende potten en stoelen voor de toediening van dampen te zien, evenals verschillende pessaria. Deze pessaria waren proppen van bijvoorbeeld katoen, in de vorm van tampons, waarin medicijnen werden gewikkeld of gegoten. Ook dit gebruik heeft zijn oorsprong in antieke geneeswijzen (Green 2008: 31). Ongemakken die de Brugse tekst vervolgens kort aanstipt zijn gezwellen, zweren, wonden of vleesbomen in de baarmoeder, en zweren en gezwellen aan de borst. Hier worden verschillende remedies voor beschreven (hoofdstuk 13-17, 28).

Onvruchtbaarheid en geboorte

Een volgend onderwerp dat in de tekst ter sprake komt, is de kwestie van onvruchtbaarheid (hoofdstuk 19-21). Dit kan een probleem zijn van zowel de man als de vrouw en voor beide geslachten worden verschillende oorzaken genoemd. Er wordt een test beschreven waarmee men kan uitzoeken wie van beiden onvruchtbaar is: zowel de man als de vrouw vullen een pot vol zand met urine en zetten deze buiten. Degene van wie de pot na negen of tien dagen wormen bevat, is onvruchtbaar. Wanneer de vrouw onvruchtbaar is, kan dit worden veroorzaakt door een te koude of te warme complexie. De tekst geeft uitleg voor een test waarmee de oorzaak kan worden blootgelegd en er worden geneesmiddelen voorgeschreven tegen beide kwalen. Vervolgens geeft de tekst instructies over de te verrichten handelingen na de geboorte van een kind; moedermelk geven, drinktechnieken, een juiste slaapplaats en de omgang met de navelstreng komen onder andere aan bod, evenals de kwaliteiten van een goede voedster en haar voedselvoorschriften. Tevens wordt goede moedermelk onderscheiden van slechte en worden suggesties aangereikt om de melk te verbeteren (hoofdstuk 25-27, 29).

Geveinsde maagdelijkheid

Tot slot bevat de Brugse tekst een hoofdstuk met daarin recepten om de vagina van een vrouw in zulke mate te vernauwen, dat zij op een maagd lijkt (hoofdstuk 30). Deze recepten komen tegemoet aan de kennelijke noodzaak voor vrouwen om hun status als maagd te herstellen. Vermoedelijk zal de behoefte om met deze vernauwing het seksuele plezier in een relatie te verhogen een rol hebben gespeeld. De belangrijkste reden zal echter voortgekomen zijn uit de mate waarin seksuele zuiverheid verbonden was met de eer van vrouwen binnen de middeleeuwse maatschappij (Green 2008: 42). Tekenend hiervoor is dat de auteur toevoegt dat ‘ic, Trotula, ebbe hiermede vrauwen gheholpen die kinderen hadden ghehadt, ende daerna trocken si te huwelike’ (f. 18r). Het laatste hoofdstuk is daarmee een goed voorbeeld van de praktische aard van het werk, alsmede van de aandacht en betrokkenheid die uitgaat naar het welzijn van vrouwen. Deze aandacht en betrokkenheid is in de gehele tekst terug te vinden.

 

Hoofdstuktitels
1 Hic incipit liber Trotula (proloog) (f. 1r)
2 Eerst van der martricen (f.1r)
3 Van der naturen ende wesen der vrauwen (f.2r)
4 Van dat den vrauwen hare stonden ghebreken (f.2v)
5 Hoe men der vrauwen stonden weder sal doen commen bi medicinen (f.3r)
6 Als die stonden te vele commen (f.4r)
7 Van den witten dat den vrauwen comt (f.6r)
8 Van den winde die men ontfaet in de moeder (f.7r)
9 Van dat maegden wint ontfaen in de moeder (f.8r)
10 Van dat de moeder upriset ende qualic dalet (f.8r)
11 Van der dalingen der natuerliker moeder (f.9r)
12 Van onghetempertheit der moeder (f.10r)
13 Van apostemen in der vrauwen wijflichede (f.10v)
14 Van zweeringhen ende van wonden in de moeder (f.11r)
15 Van der hartheden der moeder (f.11v)
16 Van der borstzweere te wederslane (f.11v)
17 Van apostemen ane der vrauwenborsten (f.11v)
18 Van medicinen ter overvloientheit (f.12r)
19 Van dat men niet ontfaen ne mach (f.12v)
20 De sake van te ontfane kint (f.12v)
21 Prouve ende beteringhe van caude ofte hitten (f.13v)
22 Om te doen hebbene menstruum (f.14r)
23 Van dat menstruum niet voert ne comt: alsoet sculdich ware van doene (f.14v)
24 Van vrauwen die sijn in religioene ofte anders: die sijn sonder man (f.15r)
25 Hoe men jonghe kinderen regieren sal (f.16r)
26 Hoe men ordineren sal de voester (f.16v)
27 Van puusten die wassen ane de kinderen (f.17r)
28 Van vleesche dat wast in de moeder binnen (f.17r)
29 Om te bekennen goede spunne (f.17r)
30 Om een wijf te makene nauwe als ofte si eene maghet ware (f.17v)