In 1835 verscheen een Koninklijk Besluit dat lokale besturen in het prille België de kans gaf om standbeelden op te richten voor ‘Belgen’ die bijdroegen tot de glorie van het vaderland. Dit kaderde in de legitimatie van de jonge staat en de creatie van een vaderlandsgevoel.
Enkele jaren later besliste de stad Brugge om Stevin als eerste beroemde Bruggeling een standbeeld te geven. De katholieke politicus Barthélemy Dumortier (1797-1878) verzette zich hevig tegen de komst van het standbeeld. Hij bestempelde Simon Stevin door zijn vertrek naar de Republiek als een ketter en een landverrader. Dit lokte een felle reactie uit van de liberale politicus Sylvain Van de Weyer (1802-1874). Hij sprak van een katholieke repressie. En zo werd Simon Stevin een brandend onderwerp in de nationale politiek en in de nationale en Brugse pers… Het standbeeld kwam er uiteindelijk wel, maar het bronzen beeld raakte niet op tijd klaar voor de inhuldiging. Op enkele dagen tijd moest er een kopie in gips gemaakt worden. Om het echt te doen lijken, kreeg het gipsen beeld een bronskleurige verflaag.
Maar na alle heisa kon het standbeeld op 26 juli 1846 toch worden ingehuldigd. Een week lang vierden de Bruggelingen feest. Het was een uitgelezen kans om het verarmde Brugge weer even in de schijnwerpers te plaatsen.
Lees hier het verslag in de Gazette van Brugge van 31 juli 1846